Rb: prejudiciele vragen over ‘menselijke waardigheid’ bij niet-uitvoerbaar terugkeerbesluit

Verzoeker is besmet met HIV, is doofstom, rolstoelafhankelijk en lijdt aan een ernstige huidaandoening, waardoor de rechtbank verzoeker in het hoofdgeding aanmerkt als kwetsbaar. Verzoeker heeft geen rechtmatig verblijf in Nederland en beschikt niet over een geldig paspoort. Verzoeker is in vreemdelingenbewaring gesteld om hem te verwijderen naar China. De Chinese autoriteiten verstrekken geen vervangend reisdocument, waardoor de verwijdering van verzoeker is uitgesloten. Verweerder heeft de vreemdelingenbewaring opgeheven en verzoeker in vrijheid gesteld. Het terugkeerbesluit is na de invrijheidstelling niet ingetrokken, zodat de terugkeerverplichting onverkort geldt. Verzoeker heeft vanwege zijn illegale verblijf ondanks zijn kwetsbaarheid geen recht op opvang en andere materiële opvangvoorzieningen en verstrekkingen. Een verzoek om uitstel van vertrek vanwege medische uitzettingsbeletselen is door verweerder afgewezen.

In het hoofdgeding zal de rechtbank uitspraak moeten doen over de vraag of het niet kunnen verwijderen, de rechtmatigheid van het terugkeerbesluit heeft aangetast. De rechtbank vraagt het Hof om enkele bepalingen van de Terugkeerrichtlijn, gelezen in samenhang met enkele bepalingen van het Handvest voor de Grondrechten, nader te preciseren en vraagt meer in het bijzonder om te verduidelijken of uit haar meest recente jurisprudentie moet worden afgeleid dat het voor onbepaalde tijd niet kunnen verwijderen van een derdelander steeds tot gevolg heeft dat het terugkeerbesluit niet langer onverkort kan worden gehandhaafd en moet worden ingetrokken of moet worden geschorst….

De rechtbank wendt zich tot het Hof met het verzoek de navolgende prejudiciële vragen in de prejudiciële spoedprocedure (PPU) te beantwoorden:

I Dienen artikelen 3, 5 , 6, 8, en 9, van de Terugkeerrichtlijn aldus te worden uitgelegd dat uitsluitend indien de in artikel 5 van de Terugkeerrichtlijn genoemde belangen en beginselen die aan verwijdering door de lidstaat naar het land van bestemming in de weg staan, tevens in de weg staan aan het niet vrijwillig of zelfstandig kunnen voldoen aan de terugkeerplicht door de derdelander door naar een ander derde land te vertrekken, er geen terugkeerbesluit kan worden vastgesteld, dan wel een reeds genomen terugkeerbesluit dient te worden ingetrokken of geschorst?

II Is een nationale wettelijke regeling waarbij het aanspraak kunnen maken op elementaire voorzieningen is gekoppeld aan rechtmatig verblijf, verenigbaar met artikel 5 Terugkeerrichtlijn, gelezen in samenhang met punten 12 en 24 van de Terugkeerrichtlijn en artikel 1 en artikel 7 van het Handvest van de Grondrechten16 en zo ja, dient het bestaan van een dergelijke regeling dan te worden betrokken bij vraag of een terugkeerbesluit kan worden vastgesteld en/of gehandhaafd indien de derdelander niet kan worden verwijderd?

De rechtbank schorst de behandeling van het beroep en houdt in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen door het Hof iedere verdere beslissing aan.
Rb Roermond NL23.29455, 13.11.23
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2023:17271