Rb: vestigingsvoorwaarden in Bagdad-stad voor soenniet uit Mosul mogelijk niet haalbaar

De vreemdeling heeft een opvolgende aanvraag ingediend waarbij hij heeft aangevoerd dat hij soenniet is, afkomstig uit Mosul. Ook doet hij een beroep op de verslechterde veiligheidssituatie in Centraal-Irak.

De rechtbank is van oordeel dat, onder verwijzing naar de Afdelingsuitspraak van 21 november 2016 (nr. 201604787/1), de vreemdeling, als soenniet afkomstig uit (voormalig) IS-gebied die nooit in Bagdad heeft verbleven en aldaar geen familie of vrienden heeft, geen risico loopt op vervolging of ernstige schade. De beroepsgrond faalt derhalve.

De stelling ter zitting dat de administratieve handelingen voor langdurig verblijf, zoals sponsorschap, geen onoverkomelijke eisen zijn en dat het UNHCR in zijn rapportage niet heeft aangegeven dat gevallen bekend zijn van soennieten die niet aan deze voorwaarden hebben kunnen voldoen, acht de rechtbank, in het licht van de op de staatssecretaris rustende bewijslast, echter onvoldoende. Het is niet toegelicht wat deze registratievoorwaarden precies behelzen. Daarbij is van belang dat niet is vast komen te staan dat de vreemdeling feitelijk aan deze voorwaarden zal kunnen voldoen. Voorts blijkt uit de informatie van de UNHCR dat deze geen toegang had tot terugkeerders op het vliegveld en ook geen monitoring uitvoert van hen. Dit maakt niet dat thans voldoende feitelijk vaststaat dat ontheemde soennieten zich duurzaam kunnen vestigen in Bagdad, waardoor dit niet als vestigingsalternatief tegengeworpen kan worden. Het berust op een onvoldoende feitelijke onderbouwing en de staatssecretaris heeft niet aan de op hem rustende bewijslast voldaan.

Beroep gegrond.
Rb Haarlem (MK), 16/17620, 18.4.17