Rb: wel zicht op uitzetting naar Congo

Uit de informatie van verweerder blijkt dat in 2016 34 aanvragen voor een vervangend reisdocument bij de Congolese autoriteiten zijn ingediend, deze autoriteiten 17 lp’s hebben verstrekt en 12 uitzettingen naar Congo hebben plaatsgevonden. In 2017 zijn 43 vervangende reisdocumenten aangevraagd, hebben de Congolese autoriteiten 2 documenten verstrekt en zijn geen vreemdelingen naar Congo uitgezet. In de daling van het aantal lp-verstrekkingen in 2017 ten opzichte van 2016 en de omstandigheid dat in 2017 geen uitzetting naar Congo heeft plaatsgevonden, ziet de rechtbank, anders dan eiser, geen grond voor het oordeel dat op dit moment geen zicht op uitzetting naar de DRC kan worden aangenomen. Daarbij wordt betrokken dat van de vreemdelingen voor wie in 2017 een vervangend reisdocument was aangevraagd meer dan de helft niet is gepresenteerd bij de Congolese autoriteiten vanwege het niet willen verschijnen voor een presentatie (no-show), vertrek met onbekende bestemming dan wel openstaande procedures. Verder is van belang dat één van de vreemdelingen voor wie een document was verstrekt uiteindelijk met hulp van de Internationale Organisatie voor Migratie is vertrokken en dat de voor de andere vreemdeling verstrekte lp door procedures is verlopen. Volgens verweerder zal voor deze vreemdeling binnenkort opnieuw een lp worden afgegeven. Gelet op het voorgaande heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat er een mogelijkheid is eiser binnen een redelijke termijn uit te zetten, als hij actief en volledig meewerkt.

Het beroep is ongegrond.
Rb Rotterdam NL17.14681, 5.1.18
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBROT:2018:91