RvS: behoud rechten bij verlenging verblijf als ex-partner van inmiddels vertrokken EU-burger

De vreemdeling heeft de Filipijnse nationaliteit. Vanwege het vertrek van haar Poolse partner is haar verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan geëindigd. Na zijn vertrek zijn de vreemdeling en haar echtgenoot van elkaar gescheiden. De vreemdeling heeft volgens de staatssecretaris geen vijf jaar onafgebroken rechtmatig verblijf in Nederland gehad en valt niet onder een van de categorieën vreemdelingen voor wie dat vereiste niet geldt.

In bezwaar heeft de staatssecretaris een belangen-afweging gemaakt en vastgesteld dat de vreemdeling nog steeds rechtmatig verblijf heeft. Dit besluit is in rechte onaantastbaar. De vreemdeling heeft betoogd dat de staatssecretaris, door haar rechtmatig verblijf te erkennen, ervoor heeft gekozen om een interne situatie gelijk te behandelen met een door het Unierecht beheerste situatie. Dit blijkt uit het feit dat de staatssecretaris aan de vreemdeling een verblijfsdocument EU/EER heeft verleend, met als beperking 'Residency card for a family member of an EU citizen'.

Hiermee heeft de Staatssecretaris ervoor gekozen om de Verblijfsrichtlijn toe te passen op een nationale situatie, dat wil zeggen een situatie die als gevolg van het vertrek van de echtgenoot van de vreemdeling niet meer binnen de materiële reikwijdte van de Verblijfsrichtlijn valt. Dit betekent dat deze situaties in zoverre gelijk moeten worden behandeld.

De rechtbank heeft dus terecht geoordeeld dat de staatssecretaris de aanvraag ten onrechte heeft afgewezen. De grieven falen. Het hoger beroep is ongegrond.

RvS 202000888/1/V3, 19.3.21
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2021:603

tegen Rb Amsterdam AWB 19 / 5589, 14.1.20
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2020:1229