RvS: geen plicht tot vrijstelling eigen bijdrage bij niet-noodzakelijke overname van de zaak

Bij besluit van 15 januari 2014 heeft de Raad voor Rechtsbijstand appellant (A) een toevoeging verstrekt t.b.v. rechtsbijstand in een beroepsprocedure inzake de afwijzing van een VTV kinderpardon. Bij besluit van 14 januari 2015 heeft de Raad een verzoek tot overname van de toevoeging gehonoreerd, de gevraagde advocaat toegevoegd en A een eigen bijdrage (€ 193) opgelegd, omdat sprake is van een opvolgend deskundigenoordeel.

Uit de regelgeving vloeit voort dat de Raad de laagste eigen bijdrage oplegt indien een opvolgend deskundigenoordeel wordt gevraagd door een rechtzoekende aan wie geen eigen bijdrage is opgelegd t.b.v. de toevoeging. De Raad legt geen eigen bijdrage op indien sprake is van een dwingende reden voor overname (zie werkinstructie "Mutatie van de toevoeging i.v.m. opvolging"). Daarvan is i.c. geen sprake. De Rb heeft op goede gronden geoordeeld dat de Raad de bijdrage terecht heeft opgelegd.

Een financiële beperking tast het recht op toegang tot de rechter niet in essentie aan. Het opleggen van een eigen bijdrage met het oog op het beperken van de uitgaven van gesubsideerde rechtsbijstand zodat het stelsel beschikbaar blijft voor minder vermogenden is een gerechtvaardigd doel. Niet valt in te zien dat het niet proportioneel is aan dat doel. Genoemde werkinstructie biedt ruimte om ervan af te zien bij een dwingende reden van overname, bv. ziekte van de advocaat of een vertrouwensbreuk tussen cliënt en advocaat waarbij sprake is van aanwijsbaar disfunctioneren van de advocaat. Geen ongeoorloofde inmenging in het in art. 13 EVRM verankerde recht.

Hoger beroep ongegrond; bevestigt Rb Gelderland 10 november 2015, nr. 15/3037.
ABRvS, 201509218/1/A2, 13.7.16
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2016:1972