RvS: vrijstelling griffierecht voor vreemdelingen zonder vermogen, griffier moet aanvragen

Hoger beroep van de vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Zwolle van 1 juli 2014 (zaak nr. 14/8687) is gegrond. De vreemdeling voert aan de rechtbank zijn beroep op betalingsonmacht ten onrechte niet heeft gehonoreerd omdat hij door zijn opname in een kliniek en leefgeld van 13 euro per dag dat hij van het COA ontvangt niet 160 euro aan griffierecht kan betalen. De verplichting hiertoe onthoudt hem van een rechtsmiddel.

De Afdeling oordeelt dat volgens vaste rechtspraak (ABRvS 201110325/1/V2, HR 12/03888) niet worden aangenomen dat betrokkene in verzuim is wanneer heffing van het griffierecht het voor betrokkene onmogelijk of uiterst moeilijk maakt om gebruik te maken van een bestuursrechtelijke rechtsgang (8:41 lid 6 Awb). Er is betalingsonmacht wanneer iemand aannemelijk maakt dat zijn netto-inkomen minder dan 90% van de bijstandsnorm voor een alleenstaande is en geen vermogen heeft. Dit geldt ook voor de fiscale partner. Dit wordt berekend van het moment dat betrokkene er voor het eerst op gewezen is tot de dag dat het griffierecht uiterlijk moet zijn bijgeschreven. Betrokkenen dient dit zo spoedig mogelijk bekend te maken. Als de Vw 2000 van toepassing is heeft de rechtzoekende als geen verzet mogelijk is deze mogelijkheid totdat op het (hoger) beroep uitspraak is gedaan. Als aannemelijk is dat betrokkene (en zijn fiscale partner) volledig op verstrekkingen zijn aangewezen, wordt volstaan met een verklaring omtrent afwezigheid van vermogen. Dit geldt ook wanneer betrokkenen (en partner) vanwege hun verblijfsstatus niet mogen werken of recht hebben op uitkeringen en voor degene die in een inrichting verblijft en uitsluitend beschikt over de in artikel 23 Participatiewet genoemde bedragen. Indien de betrokkene niet zelf een verklaring overlegt dient de griffier hierom te verzoeken en een termijn te stellen.

In casu is onbestreden overwogen dat de vreemdeling ten tijde van belang opgenomen was en leefgeld kreeg van het COA. Daarmee valt hij onder een van de genoemde categorieën. De vreemdeling heeft zelf geen verklaring overlegd doch de griffier heeft hier evenmin om verzocht. Anders dan de rechtbank stelt, is bij de beoordeling van een situatie als deze niet van belang of betrokkene aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet zelf in staat was gelden te genereren, en is dus in strijd met 8:41 gehandeld.

Hoger beroep van de vreemdeling is gegrond.
ABRvS 201406310/1/V2, 18.11.15