RvS: wel zicht op uitzetting naar Ethiopie

De staatssecretaris heeft ter onderbouwing van zijn standpunt een beroep gedaan op onder meer de uitspraak van de Afdeling van 17 januari 2014 in zaak nr. 201310014/1/V3. In die uitspraak heeft de Afdeling onder meer het volgende geoordeeld:

"Dat tot dusver weinig dan wel geen laissez passer door de Ethiopische autoriteiten zijn verstrekt voor in bewaring gestelde vreemdelingen van Ethiopische afkomst maakt, anders dan de vreemdeling betoogt, niet dat niet van het betoog van de staatssecretaris [samengevat: afgifte reisdocument door de Ethiopische autoriteiten bij verklaring vrijwillige terugkeer en overleggen document waaruit nationaliteit blijkt] kan worden uitgegaan. Hetgeen de vreemdeling naar voren heeft gebracht biedt geen grond voor het oordeel dat wanneer aan de door de Ethiopische autoriteiten gestelde voorwaarden wordt voldaan geen laissez passer wordt afgegeven. Nu de staatssecretaris beschikt over een kopie van het paspoort van de vreemdeling waarmee zijn identiteit en Ethiopische nationaliteit kunnen worden vastgesteld, bestaat bij deze stand van zaken, anders dan de rechtbank heeft overwogen, geen grond voor het oordeel dat het zicht op uitzetting naar Ethiopië bij een actieve en volledige medewerking van de vreemdeling binnen een redelijke termijn ontbreekt."
De Afdeling ziet geen aanleiding in de voorliggende zaak tot een ander oordeel te komen.

De grief slaagt. Het hoger beroep is kennelijk gegrond.
RvS 201601204/1/V3, 29.3.16
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2016:946