RvS: wel zicht op uitzetting naar Mali

Van 2012 tot en met 2014 20 zijn 43 vreemdelingen, waarvoor een laissez-passeraanvraag is gedaan, gepresenteerd bij de Malinese ambassade in Brussel. In deze periode zijn geen laissez passer verstrekt. De in 2012 uitgezette vreemdeling was in het bezit van een paspoort. Voorts zijn in 2015 zeven laissez-passeraanvragen bij de Malinese autoriteiten ingediend, maar deze hebben (nog) niet tot presentaties geleid. De staatssecretaris heeft in dit verband toegelicht dat de presentaties bij de Malinese ambassade slechts groepsgewijs plaatsvinden, indien er vier tot vijf personen beschikbaar zijn. De ambassade heeft in september 2015 aangegeven dat nieuwe presentaties kunnen worden ingepland nadat de nieuwe ambassadeur, die op 6 januari 2016 is geaccrediteerd, een gesprek heeft gehad met de Dienst Terugkeer & Vertrek (hierna: de DT&V). De staatssecretaris heeft aangegeven dat een exacte datum voor een gesprek tussen de DT&V en de nieuwe Malinese ambassadeur nog niet bekend is. Ook heeft de staatssecretaris benadrukt dat de afgifte van een laissez passer in grote mate van de door de betrokken vreemdeling verleende medewerking afhankelijk is. Uit het proces-verbaal van het gehoor van 1 juli 2015 blijkt dat de vreemdeling heeft verklaard niets te hebben ondernomen om aan documenten te komen.

Gelet op het vorenstaande en in aanmerking genomen dat de staatssecretaris gelegenheid dient te worden geboden de resultaten van het geplande gesprek met de nieuwe ambassadeur van Mali af te wachten, bestaat thans geen grond voor het oordeel dat het zicht op uitzetting naar Mali ontbreekt. Gelet hierop heeft de staatssecretaris het besluit deugdelijk gemotiveerd.

De beroepsgrond faalt. Het beroep is alsnog ongegrond.
RvS 201505838/1/V3, 17.3.16
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2016:816