Rb: voor verblijfsrecht volwassen kind bij EU-vader is bewijs afhankelijkheid nodig

De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet heeft aangetoond dat hij afhankelijk is van referent en dat de (gestelde) financiële bijdrage ook noodzakelijk was. In het arrest Jia van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) van 9 januari 2007 heeft het Hof bepaald dat voor een antwoord op de vraag of een familielid ten laste komt van een Unieburger dient te worden beoordeeld in hoeverre het familielid materieel wordt gesteund en in hoeverre de materiële ondersteuning nodig is voor het familielid om in zijn of haar basisbehoeften te kunnen voorzien in de lidstaat van oorsprong of herkomst, op het moment dat hij of zij verzoekt om hereniging met die Unieburger. Volgens het Hof is niet van belang waarom op die steun een beroep wordt gedaan en of de betrokkene in staat is om door betaalde arbeid zelf in zijn onderhoud te voorzien. Voorts heeft het Hof overwogen dat de noodzaak van financiële ondersteuning kan worden aangetoond met ieder passend middel, terwijl het mogelijk is dat het enkele feit dat de Unieburger of zijn echtgenoot zich ertoe verbindt de zorg voor het familielid op zich te nemen, niet wordt aanvaard als bewijs van het bestaan van een situatie van reële afhankelijkheid van dit familielid.

Het is aan eiser om zijn sociale en economische omstandigheden in Marokko en de gestelde afhankelijkheid van referent aan te tonen. De door eiser overgelegde verklaring van de Marokkaanse autoriteiten kan hieraan bijdragen. De rechtbank is het echter met verweerder eens dat niet duidelijk is waarop de verklaring is gebaseerd en dat niet is uitgesloten dat dit enkel op basis van verklaringen van eiser en zijn familieleden zelf is geweest. De rechtbank volgt verweerder voorts dat er meer bewijs van eiser gevraagd mag worden van zijn stelling dat hij financieel afhankelijk is van referent. De gemachtigde van verweerder heeft op de zitting verschillende voorbeelden genoemd van bewijsstukken en toegelicht dat het van belang is om een compleet beeld te krijgen van eisers situatie, waarbij ook zijn leeftijd en opleidingsniveau een rol kunnen spelen. De rechtbank acht dit niet onredelijk of in strijd met de jurisprudentie van het Hof. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.

Rb Utrecht AWB 19/7751, 15.5.20
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2020:4414