Rb: geen status als familielid van EU-burger, geen bewijs samenwonen met NLs kind in Spanje

Eiseres betoogt dat ze in aanmerking komt voor een verblijfsdocument op grond van de Verblijfsrichtlijn omdat zij als familielid van een burger van de Unie moet worden beschouwd. Uit jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie en de hoogste bestuursrechter volgt dat de Verblijfsrichtlijn analoog toegepast moet worden indien een burger van de Unie, na verblijf in een andere lidstaat, met een familielid terugkeert naar de lidstaat van zijn nationaliteit. Dit betekent dat eiseres moet aantonen dat ze ten minste drie maanden reëel en daadwerkelijk hoofdverblijf heeft gehad met haar zoon in Spanje.

De rechtbank is van oordeel dat eiseres niet aannemelijk gemaakt dat ze met haar zoon reëel en daadwerkelijk ten minste drie maanden hoofdverblijf heeft gehad in Spanje. Er zijn namelijk geen stukken overgelegd die inzicht geven in het leven van eiseres met haar zoon in Spanje. Bovendien heeft eiseres niet aangetoond dat zij verblijfsrecht had bij hem, omdat ze beschikt over een zelfstandig langdurig verblijfsrecht in Spanje. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiseres geen afgeleid verblijfsrecht heeft op grond van artikel 21 van het VWEU.

Rb den Haag AWB 20/9136, 8.3.22
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2022:2103