Nieuws

Rb: geen 15c Tigray meer

De rechtbank stelt vast dat er een gewapend conflict in Tigray is geweest, maar dat sinds het staakt-het-vuren de veiligheidssituatie in de regio aanzienlijk is verbeterd: er is sprake van een sterke vermindering van het geweld. Het herstel van toegang tot diensten na het staakt-het-vuren verliep moeizaam. Tegelijk is de voedselhulp, na de eerdere stopzetting daarvan vanwege fraude, en hervat worden scholen weer heropend.

Gezien deze informatie heeft verweerder terecht gesteld dat er geen sprake is van de meest uitzonderlijke situatie, waarbij de aanwezigheid van eiser alleen al zou leiden tot een reëel risico op ernstige schade vanwege willekeurig geweld in het kader van een gewapend conflict.

Rb Middelburg NL25.10530, 12.6.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:10323

Rb: IAB terecht ingezet voor getraumatiseerde vluchteling die niet kan verklaren

De rechtbank stelt vast dat uit medische adviezen is gebleken dat eiser vanwege zijn trauma blijvend niet gehoord kan worden over zijn asielmotieven. Daarom is aan eiser een vragenlijst ten behoeve van het opstellen van een IAB verzonden. Eiser heeft schriftelijk bevestigd dat, behoudens het opstellen van een IAB, andere alternatieve vormen van informatievergaring niet in aanmerking komen, dat er geen familieleden zijn die op de hoogte zijn van zijn relaas en dat er reeds gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om het relaas op schrift te stellen. …

De rechtbank komt tot het oordeel dat het onderzoek in het IAB zorgvuldig is geweest en de conclusies van het IAB worden onderbouwd door de onderliggende stukken. … Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.

Rb Middelburg NL24.32800, 11.6.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:10308

Rb: geen overdracht, zorgbehoevende vader in NL

Eiser betoogt dat zijn vader ernstig ziek is en eiser nodig heeft om zorg voor hem te dragen. …. Eiser zorgt 24/7 voor zijn vader en helpt hem bij het innemen van medicatie, bij het naar voren brengen van zijn klachten en bij bezoeken aan artsen. Eisers broers kunnen niet voor hun vader zorgen omdat zij dit nooit zelfstandig voor een langere periode hebben gedaan en omdat zij de Engelse taal niet machtig zijn zodat zij niet kunnen zorgdragen voor het contact tussen zijn vader en zorghulpverleners. …

De rechtbank oordeelt dat de minister zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld waarom hij geen aanleiding ziet om eisers asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich te trekken. … Niet in geschil is dat eiser, hoewel meerderjarig, in Turkije in gezinsverband met zijn vader en broers leefde. Verder volgt uit de overgelegde medische documenten en de verklaringen van eiser dat zijn vader ernstig ziek is. …. Voor zover de minister heeft gesteld dat de noodzaak van deze dagelijkse zorg niet is onderbouwd met medische stukken, merkt de rechtbank op dat eiser op de zitting heeft verklaard dat hij dit tevergeefs bij medici heeft geprobeerd op te vragen. Zij kunnen deze informatie echter niet verstrekken omdat zij niet aanwezig zijn in deze dagelijkse situatie. Wel heeft eiser een verklaring van VWN overgelegd, waaruit blijkt dat eiser naast het meegaan naar doktersafspraken en het helpen bij het innemen van medicatie, ook dagelijks structurele en intensieve ondersteuning biedt aan zijn vader en dat zijn broers hier niet toe in staat zijn.

Rb Arnhem NL25.19534, 16.6.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:10495

Rb vovo: uitstel Dublinoverdracht vanwege onderduiken oudste zoon

De voorzieningenrechter stelt vast dat het gezin van verzoekers nog bij elkaar was op het moment dat het overdrachtsbesluit werd genomen, op het moment van uitspraak op het beroep alsmede op het moment dat de uitspraak werd gedaan op het hoger beroep tegen het overdrachtsbesluit. Pas na dat moment, op 17 mei 2025, is de zoon van verzoekster uit de opvang vertrokken.

Voor het standpunt van de minister dat verzoekers deze omstandigheid bewust hebben gecreëerd om hun vertrek naar Kroatië te frustreren, bestaat naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende feitelijke grondslag. In de eerste plaats is de zoon van verzoekster al vóór de voorgenomen vrijwillige overdracht uit de opvang vertrokken. Gelet op het vrijwillige karakter van deze overdracht valt niet in te zien waarom verzoekster haar zoon bewust zou laten verdwijnen om op die manier onder de voorgenomen overdracht uit te komen. Daarnaast stelt de minister op zichzelf genomen terecht dat het opmerkelijk is dat verzoekster geen melding heeft gemaakt van de vermissing van haar zoon en dat zij desondanks contact met hem heeft, maar is daarmee niet gezegd dat verzoekster haar zoon bewust en met het oogmerk om een overdracht aan Kroatië te verhinderen aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken.

Verder heeft de minister zich onvoldoende rekenschap gegeven van de belangen van de kinderen van eiseres. De minister heeft weliswaar afgewogen of de (gescheiden) overdracht van verzoekers – gelet op de gestelde frustratie van de overdracht – gerechtvaardigd en proportioneel is maar heeft daarbij geen aandacht besteed aan wat de gevolgen voor de zoon van verzoekster zijn als hij alleen in Nederland achterblijft. Daarnaast heeft de minister zich in het geheel geen rekenschap gegeven van de gevolgen van de gescheiden overdracht voor de dochter van verzoekster. Anders dan de minister in het verweerschrift heeft aangegeven, hebben verzoekers wel degelijk aangegeven dat de gescheiden overdracht, gelet op de leeftijd van de dochter van verzoekster, ernstige gevolgen zal hebben voor haar welzijn en emotionele ontwikkeling. Bovendien had de minister daar in de belangenafweging rekening mee moeten houden.

Daarom, en gelet op het feit dat de voorzieningenrechter het belang van het kind bij haar oordeel tot uitgangspunt moet nemen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het bezwaar van verzoekers redelijke kans van slagen heeft omdat niet langer van de rechtmatigheid van de voorgenomen feitelijke uitzetting kan worden uitgegaan.

De voorzieningenrechter treft de voorlopige voorziening dat de overdracht van verzoekers achterwege blijft tot een week nadat op het bezwaarschrift is beslist. Dat betekent dat verzoekers gelijk krijgen en dat zij op 9 juni 2025 niet aan Kroatië mogen worden overgedragen.

Rb Arnhem NL25.25473, 6.6.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:10145

Rb: beëindiging LVV Amsterdam mocht niet, risico op onmenselijke behandeling

De rb overweegt dat de 28 mensen in de beroepszaken onder nrs. 1 t/m 28 aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij beëindiging van de opvang niet zelf in bed, bad en brood kunnen voorzien en daarmee een groot risico lopen op een onmenselijke of vernederende behandeling. De minister moet nu per persoon een beoordeling maken. Tot die tijd mogen ze voorlopig in de door de gemeente Amsterdam aangeboden opvang blijven, die door de verantwoordelijke minister moet worden betaald.

In de zaken onder nrs. 29 en 30 heeft de minister ter zitting al erkend dat het bestreden besluit juridisch niet deugt, en dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, omdat de weigering om de betrokken eiser toe te laten tot de LVV een feitelijke handeling was waartegen bezwaar open stond.

De in de bijlage genoemde beroepszaken onder nrs. 31 t/m 36 zijn ongegrond. De mededeling in de sommatiebrief/uitstroombrief om de opvang te verlaten brengt geen (nieuw) rechtsgevolg met zich mee, maar is het rechtstreekse gevolg van de beëindiging van het LVV-traject en daarmee dus ook beëindiging van de opvang. Het bezwaar van eisers is dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard. 
Beroepen onder nrs. 1 t/m 30 gegrond; beroepen onder nrs. 31 t/m 36 ongegrond; wijst voorlopige voorzieningen af.

Rb Amsterdam (mk), AWB 23/9783 e.a., 26.5.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:9288

EK: behandelvoorbeoud terugkeerverordening

De vaste commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-raad behandelt momenteel de Terugkeerverordening. De commissie is van oordeel dat dit voorstel van zodanig politiek belang is dat de Kamer een parlementair behandelvoorbehoud bij het voorstel wenst te plaatsen.

De commissie acht dit wenselijk omdat het een voorstel van substantiële reikwijdte en omvang betreft, maar het tegelijkertijd moeilijk te beoordelen is of het voorstel daadwerkelijk bijdraagt aan het doel om het terugnamesysteem te verbeteren. Immers, ondanks een toezegging van de Europese Commissie ontbreekt het aan een impact assessment. Gelet hierop is de Eerste Kamer naar het oordeel van de commissie niet goed in staat om het voorstel te beoordelen op doeltreffendheid, noodzakelijkheid, evenredigheid en verenigbaarheid met bestaande (inter)nationale wetgeving. Een beeld hierbij ontbreekt niet alleen op Europees niveau, maar ook op nationaal niveau ontbreekt het aan onderbouwde inzichten in wat de gevolgen (juridisch, beleidsmatig, uitvoeringspraktijk) zijn van de voornemens.

Kamerstuk 36761-B, 3.6.25
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-1198776

EU: Safe Third Country Concept

The European Commission proposed new rules that expand the concept of “safe third country” and would allow member states to deport people to countries they have no connection with. Under the proposal, people could be deported to countries they simply transited through or to countries that have an agreement with the member state in question. Appeals against inadmissibility decisions based on the safe third country concept will no longer have an automatic suspensive effect.

Amnesty International denounced the proposal as a “cynical attempt to downgrade rights and offload asylum responsibilities”.

https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/en/ip_25_1224, 20.5.25

Rb: non-refoulementscheck nodig bij wijziging terugkeerland; en belang kinderen meewegen

Eisers betreffen een moeder en haar drie zonen, geboren in 2014, 2015 en 2020. Eiseres heeft vanaf haar inreis in Nederland in 2011 ononderbroken in Nederland gewoond. Verweerder neemt (aanvullende) terugkeerbesluiten en bepaalt Ethiopië als land van terugkeer.

De rechtbank stelt vast dat niet is gemotiveerd dat de kinderen zullen worden toegelaten tot Ethiopië. Ten aanzien van eiseres is onvoldoende duidelijk of de nationaliteitsbevestiging door de Ethiopische autoriteiten op haar betrekking heeft. Reeds hierom moeten alle terugkeerbesluiten worden vernietigd.

De rechtbank overweegt daarnaast dat verweerder bij het tenuitvoerleggen van de Terugkeerrichtlijn  het beginsel van non-refoulement moet eerbiedigen.

Verweerder heeft niet aan de kinderen gevraagd wat de gevolgen voor hen zijn als ze Nederland moeten verlaten, bijvoorbeeld dat zij niet langer contact kunnen onderhouden met hun vader en dat zij hun sociale omgeving moeten verlaten. Verweerder had een BIC-assessment moeten laten verrichten om te onderzoeken wat het belang van het kind is en wat de gevolgen van zijn besluiten voor deze kinderen zijn alvorens deze (aanvullende)terugkeerbesluiten vast te stellen.

Ten aanzien van eiseres en de twee oudste kinderen is eerder een terugkeerbesluit vastgesteld, dit betekent niet dat het uitsluitend aan hen is om nieuwe feiten en omstandigheden aan te dragen waaruit blijkt dat de eerder vastgestelde terugkeerbesluiten berusten op een achterhaalde situatie zeker nu verweerder een ander derde land als land van bestemming aanmerkt. Verweerder moet ook uit eigen beweging nagaan of eisers, die de Eritrese nationaliteit hebben, indien zij, al dan niet gedwongen, vertrekken naar Ethiopië een 3 EVRM-risico lopen. De rechtbank vernietigt daarom alle terugkeerbesluiten.

De rechtbank overweegt, om misverstanden aan de zijde van eisers te voorkomen, dat de rechtbank door de terugkeerbesluiten te vernietigen niet bepaalt dat verweerder aan hen verblijfsvergunningen moet verlenen. Of dat zo is kan de rechtbank niet beoordelen omdat niet is gevraagd om verblijfsvergunningen en verweerder hier dus ook geen beslissing over heeft genomen. Indien eiseres en haar drie kinderen een verblijfsvergunning willen verkrijgen om hun leven in Nederland voort te zetten op rechtmatige wijze zullen zij zich daartoe dus tot verweerder moeten wenden. Beroep gegrond, vernietiging terugkeerbesluiten.

Rb Roermond NL24.43023, NL24.43014, NL24.43020 en NL24.43031, 2.6.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBLIM:2025:5271

HvJ EU: hulp bij binnenkomst kind+nicht van asielzoeker geen strafbaar feit

An Italian court asked the Court of Justice about the scope of the general offence of facilitation of unauthorised entry, provided for by EU law.

The Court answers that the conduct of a person who, in breach of the rules governing the movement of persons across borders, brings into the territory of a Member State minors who are third-country nationals and are accompanying him or her, and over whom he or she exercises actual care, does not fall within the scope of that offence. Indeed, such conduct does not constitute facilitation of illegal immigration, which EU law seeks to combat, but the exercise of that person’s responsibility in respect of those minors, stemming from their family relationship. EU law therefore precludes national legislation criminalising that conduct.

HvJ EU Case C-460/23 | [Kinsa] , 3.6.25
https://curia.europa.eu/juris/liste.jsf?num=C-460/23

Rb: belangenafweging in NL geboren kinderen, 10 en 14jr

Het gaat in deze zaak om de aanvragen van eiseres, en haar twee kinderen van 14 en 10 jaar oud. Eiseres is in 2009 Nederland binnengekomen met een visum. Tussen 2009 en 2010 heeft zij een verblijfsvergunning gehad. De kinderen zijn geboren in Nederland en hebben hun gehele leven in Nederland gewoond. De vader van de kinderen verblijft momenteel in Ghana.

Eisers hebben aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning op grond van hun in Nederland opgebouwde familie- en privéleven in de zin van artikel 8 van het EVRM….

De rechtbank is van oordeel dat de minister de belangen van de kinderen niet voorop heeft gesteld. De minister heeft geen onderscheid gemaakt tussen het privéleven van eiseres en het privéleven van de kinderen.

De minister heeft onvoldoende waarde gehecht aan de conclusies in de overgelegde BIC-rapporten. … De gemachtigde van de minister heeft verklaard dat de risico’s die worden beschreven door de deskundigen onvoldoende zijn voor het verlenen van een verblijfsvergunning, omdat deze risico’s zich niet per se zullen verwezenlijken en dat de deskundigen geen landendeskundigen zijn. De rechtbank oordeelt dat de minister een te zware bewijslast verlangt met betrekking tot het risico op ontwikkelingsschade en dat het meer de in rede ligt om dit te beoordelen in termen van aannemelijkheid. De rechtbank is ook van oordeel dat de minister onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de banden die [eiser 1] en [eiser 2] zouden hebben met Ghana.

De rechtbank is ook van oordeel dat de minister de banden van eisers met Nederland onvoldoende kenbaar heeft betrokken bij de belangenafweging. Ook dit is een gebrek.

De minister is naar het oordeel van de rechtbank ook onvoldoende ingegaan op de moeilijkheden die volgens de gedragsdeskundigen zijn te verwachten bij een gedwongen vertrek naar Ghana. … Daarnaast bestaan er zorgen over de vervulling van de basisbehoeften van de kinderen, zoals schoon drinkwater en toegang tot onderwijs.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister te beperkt getoetst aan het economisch belang. Zo is geen rekening gehouden met de wens van de moeder om te werken. Het belang van de kinderen is niet alleen gelegen om in Nederland naar school te gaan en te studeren, maar ook om in alle (economische) aspecten van de Nederlandse samenleving mee te draaien. De enkele stelling van de gemachtigde van de minister op zitting dat dit louter onzekere toekomstige gebeurtenissen zijn is daartoe onvoldoende omdat dit geen recht doet aan de potentie en bereidwilligheid van eisers.

Rb Amsterdam NL23.35777 en NL23.35779, 22.5.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:9285

Pagina's