Nieuws

Rb: minister moet oordeel geven over risico bij politieke overtuiging Algerijn

Eiser heeft in het aanvullend gehoor onder meer verklaard dat er in Algerije geen vrijheid van meningsuiting is, hij zijn mening overal wil geven en dat hij het belangrijk vindt om zich politiek te uiten. Eiser heeft ook in beroep gehandhaafd dat hij uit politieke overtuiging heeft deelgenomen aan de Hirak-demonstraties.

Uit het arrest S. en A. volgt dat het begrip ‘politieke overtuiging’ in artikel 10, eerste lid, aanhef en onder e, van de Kwalificatierichtlijn ruim moet worden uitgelegd. Dit kan elke overtuiging of kwestie omvatten betreffende het staatsapparaat, de regering, de samenleving of een bepaald beleid, ongeacht de sterkte ervan of hoe diepgeworteld deze is bij de verzoeker. Een opvatting, gedachte of mening van een verzoeker die nog niet negatief in de belangstelling heeft gestaan van potentiële actoren van vervolging in zijn land van herkomst, kan reeds onder het begrip ‘politieke overtuiging’ vallen indien deze verzoeker verklaart die opvatting, gedachte of mening te hebben of te uiten. Gelet op deze ruime uitleg die het Hof aan dit begrip geeft, die ertoe strekt dat snel sprake zal zijn van een politieke overtuiging als een vreemdeling zich erop beroept, heeft de minister naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom in dit geval geen sprake is van een politieke overtuiging als bedoeld in artikel 10 van de Kwalificatierichtlijn en waarom een risicobeoordeling ter zake achterwege kan blijven.

Uit het voorgaande volgt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand kunnen worden gelaten. … De minister zal in de gelegenheid worden gesteld het motiveringsgebrek te herstellen. Indien de minister zich op het standpunt stelt dat toch sprake is van een politieke overtuiging, dient de minister vervolgens de zwaarwegendheid ervan te beoordelen.

Rb Utrecht NL25.5550, 28.7.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:16197

Rb: alsnog beoordelen asielverzoek van 2007, pardonstatus gehad en weer verloren

De rechtbank stelt vast dat de minister niet heeft kunnen achterhalen of het door hem aanvullend overgelegde document met de titel ‘beschikking van 25 januari 2007’ daadwerkelijk aan eiser is verzonden en bekend is gemaakt. De rechtbank stelt dan ook vast dat uit het dossier niet blijkt dat bij besluit van 25 januari 2007 is beslist op de derde asielaanvraag. … De conclusie dat er al een inhoudelijk oordeel is gegeven over het door eiser overgelegde paspoort is daarom niet deugdelijk gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt.

RbArnhem NL25.18751, 9.9.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:16729

CEDAW: Iraans slachtoffer gendergerelateerd geweld niet naar Griekenland, ondanks status daar

Voorop wordt gesteld dat de vreemdeling niet-betwist heeft verklaard dat zij van jongs af aan slachtoffer is geweest van gender-gerelateerd geweld in zowel Iran, waardoor zij in Griekenland vluchtelingenstatus heeft verkregen, als in Griekenland toen zij daar werd opgevangen. Het staat vast dat haar mentale gezondheid is verslechterd tot suïcidale gedachten.

Onder artikel 2 (d) van de Convention dienen lidstaten zich ervan te weerhouden om deel te nemen aan handelingen die bijdragen aan de discriminatie van vrouwen. Gender-gerelateerd geweld valt op grond van artikel 1 van de Convention onder handelingen van discriminatie. Ook dienen staten ten alle tijden rekening te houden met het non-refoulementbeginsel. Een lidstaat zou de Convention schenden als zij een vreemdeling terug zouden sturen naar een andere staat waar het voorzienbaar is dat gender-gerelateerd geweld zal voordoen. Dergelijke schending zal zich ook voordoen als de autoriteiten in die staat geen bescherming kunnen bieden tegen dit geweld. Tot slot zijn de Zwitserse autoriteiten verplicht om een geïndividualiseerd en gender-gebaseerd onderzoek te verrichten naar de reëel, persoonlijke en voorzienbare risico’s waar de vreemdeling mee geconfronteerd zal worden, als een slachtoffer van gender-gerelateerd geweld dat kampt met suïcidale gedachtes.

CEDAW, 171/2021 (ZE en AE t. Zwitserland), 4.7.25
https://www.refworld.org/jurisprudence/caselaw/cedaw/2025/en/150333

Vgl ook Afghaans slachtoffer van sexueel geweld met status in Griekenland
CEDAW 169/2021 (K.J. t. Zwitserland), 4.7.25
https://www.refworld.org/jurisprudence/caselaw/cedaw/2025/en/150322

Vgl ook Nigeriaans slachtoffer van sexueel geweld met status in Italië
CEDAW 172/2021, 2.7.25
https://documents.un.org/doc/undoc/gen/n25/192/09/pdf/n2519209.pdf

Bondgenootschap: Strafbaarstelling bedreigt fundamentele rechten van mensen zonder verblijfsvergunning

Samen met meer dan 100 organisaties reageerden we op de dreigende strafbaarstelling van mensen zonder verblijfsvergunning in een brief aan de Eerste Kamer.

We concluderen: Het strafbaar stellen van mensen zonder verblijfspapieren druist in tegen fundamentele mensenrechten zoals toegang tot onderwijs voor minderjarigen, medische zorg en juridische bijstand. Deze maatregel bedreigt de meest kwetsbare groepen, stimuleert ernstige vormen van uitbuitingscriminaliteit, ondermijnt veiligheid en openbare orde en vergroot maatschappelijke spanningen. Het amendement is onrechtsstatelijk, onrechtvaardig, bewezen ineffectief en staat haaks op de waarden van onze rechtsstaat.

https://stopdeasielwetten.nl/uploads/downloads/25-08-29-Brief-aan-Commissieleden-IA-JBZ-Bondgenootschap-StopdeAsielwetten.pdf, 29.5.25

Rb: vovo tegen opstraatzetting tijdens art-64 procedure

De voorzieningenrechter zal zich beperken tot een afweging van de belangen van verzoeker en de minister in het kader van de verzochte voorziening. Deze belangenafweging valt uit in het voordeel van verzoeker.

Verzoeker heeft aangegeven dat hij afhankelijk is van een combinatie van een groot aantal medicijnen en hij heeft zelf (kort) onderzoek verricht naar de beschikbaarheid daarvan in Sri Lanka. Dat onderzoek heeft uitgewezen dat de benodigde medicatie in de door hem geraadpleegde reguliere apotheek niet beschikbaar is (“out of stock”). Daarmee valt op voorhand niet uit te sluiten dat het algemene standpunt van de minister, dat de problemen met wisselende beschikbaarheid van medicatie in Sri Lanka zijn opgelost, in het geval van verzoeker enige nuancering behoeft.

De belangen van verzoeker, die hiermee opvang behoudt, wegen zwaarder dan de belangen van de minister.

Rb Arnhem NL25.37255, 21.8.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:15786

MvA&M: wijziging vd novelle bij de Wet Terugkeer en Vreemdelingenbewaring

Door deze wijziging wordt het mogelijk dat in uitzonderlijke omstandigheden voor ten hoogste twee maanden wordt afgeweken van de normale regels wat betreft uren buiten de cel. De regeling heeft een duur van maximaal twee maanden en kan telkens met twee maanden worden verlengd, indien de uitzonderlijke omstandigheden die aanleiding waren voor het instellen van de regeling blijven bestaan. Voorts geldt dat de ministeriële regeling moet worden ingetrokken als de noodzaak daartoe niet meer aanwezig is….

Verder is het mogelijk dat de directeur een verzoek tot beoordeling van detentiegeschiktheid niet in behandeling neemt.

Ook zal het bezoek van advocaten en andere hulpverleners niet meer altijd gefaciliteerd worden.

Tenslotte zal de maximale ophoudingstermijn voor het voorbereiden van de bewaring worden uitgebreid van de oorspronkelijke 6 uur naar maximaal achtenveertig uur.

https://www.tweedekamer.nl/downloads/document?id=2025D35950, 28.8.25
Advies RvS: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-24145.html, 15.7.25

RvS: prejudiciele vragen terugkeerbesluit bij uitstel uitzetting vanwege 3EVRM-risico

De Afdeling zal de volgende prejudiciële vragen aan het Hof voorleggen:

Vraag 1: Moet artikel 6 van richtlijn 2008/115/EG, gelezen in samenhang met artikelen 3, 5, 8 en 9, eerste lid, aanhef en onder a, van richtlijn 2008/115/EG, en gelezen in samenhang met de artikelen 17 en 19, tweede en derde lid, aanhef en onder a, van richtlijn 2011/95/EU, aldus worden uitgelegd dat de lidstaat, behoudens de in artikel 6, tweede tot en met vijfde lid, van richtlijn 2008/115/EG genoemde uitzonderingen, verplicht is om jegens een derdelander die illegaal op zijn grondgebied verblijft en die is uitgesloten van subsidiaire bescherming, een terugkeerbesluit uit te vaardigen? En geldt daarbij de verplichting om gelijktijdig met het nemen van een terugkeerbesluit, schriftelijk te bevestigen dat de verwijdering van die derdelander wordt uitgesteld, indien deze in strijd is met het beginsel van non-refoulement (prejudiciële vraag van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 12 maart 2025, bij het Hof ingeschreven onder zaak C-202/25)?

Vraag 2: Moeten de artikelen 1, 4 en 7 van het EU Handvest, en de artikelen 5, 6, 9 en 14 van richtlijn 2008/115/EG, gelezen in samenhang met de uitleg van die bepalingen in de arresten AA, ECLI:EU:C:2023:540, en Ararat, ECLI:EU:C:2024:892, aldus worden uitgelegd dat deze zich ertegen verzetten dat een terugkeerbesluit wordt uitgevaardigd indien daarin onmiddellijk de verwijdering voor onbepaalde tijd wordt uitgesteld vanwege het risico op schending van het non-refoulementbeginsel?

Vraag 3: Indien de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord, wenst de Afdeling van het Hof te vernemen of de artikelen 5, 9 en 14 van richtlijn 2008/115/EG aldus moeten worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale wettelijke regeling waarbij illegaal in Nederland verblijvende personen, die vanwege een risico op schending van het non-refoulementbeginsel in het land van herkomst voor onbepaalde tijd niet kunnen worden verwijderd en ook geen verblijfsrecht krijgen in Nederland, gedurende een periode van minstens tien jaar uitsluitend aanspraak kunnen maken op onderwijs, medisch noodzakelijke zorg of rechtsbijstand, terwijl onzeker is of zij na die periode wel in aanmerking komen voor een verblijfsrecht?

De behandeling van de hoger beroepen in de zaken nrs. 202304482/1/V3 en 202304625/1/V3 zal worden geschorst totdat het Hof uitspraak heeft gedaan.
RvS 202304482/1/V3 en 202304625/1/V3, 27.8.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2025:4046

MvA&M: novelle nodig om strafbaarstelling illegaal verblijf te houden zonder straf hulp

RvS: de huidige formulering maakt hulpverleners strafbaar

De Afdeling advisering ziet het als een reële mogelijkheid dat het verlenen van hulp aan iemand die illegaal verblijft in Nederland een vorm van medeplegen of medeplichtigheid is. De hulpverlener maakt het immers mogelijk dat die persoon illegaal in Nederland kan blijven. Ook bij beperkte vormen van hulp, zoals het geven van een kop soep, kan al sprake zijn van medeplichtigheid. Er kan zelfs sprake zijn van medeplegen wanneer de hulpverlener intensiever bij de vreemdeling betrokken is, gedurende een langere tijd hulp verleent of de vreemdeling helpt om uit het zicht van de overheid te blijven. Slechts in bijzondere gevallen zal de hulpverlener een beroep kunnen doen op een strafuitsluitingsgrond, waardoor hij niet gestraft wordt ook al pleegt hij een strafbaar feit. Het is daarom aannemelijk dat de strafbaarstelling van illegaal verblijf ertoe leidt dat hulpverleners strafbaar zijn.

https://www.raadvanstate.nl/actueel/nieuws/augustus/strafbaarstelling-illegaal-verblijf/, 29.5.25


Reactie minister: Novelle op het amendement nodig

De strafbaarstelling van illegaal verblijf kan bijdragen aan een betere grip op migratie. Iemand die geen recht heeft op verblijf hoort hier niet thuis en zal moeten vertrekken naar het land van herkomst. Dat staat voor mij buiten kijf. Eerder in deze brief wees ik u al op de discussie of hulp van derden strafbaar is. Uit de voorlichting van de Raad van State blijkt dat dat inderdaad een reëele mogelijkheid is. Dat brengt mij tot de conclusie dat ik een wijziging op de wet ga schrijven in de vorm van een novelle. Alles afwegende, inclusief de voorlichting van de Raad van State, kies ik ervoor dat hulpverlening niet strafbaar zal zijn door zowel medeplegen als medeplichtigheid uit te sluiten. De strafbaarstelling van illegaliteit zelf, houd ik in stand. 

https://open.overheid.nl/documenten/a49694e9-9489-4e0a-8a33-5d9c464228d3/file, 29.8.25


Bondgenootschap: Ernstige gevolgen voor mensen zonder verblijfsvergunning

Het strafbaar stellen van mensen zonder verblijfspapieren druist in tegen fundamentele mensenrechten zoals toegang tot onderwijs voor minderjarigen, medische zorg en juridische bijstand. Deze maatregel bedreigt de meest kwetsbare groepen, stimuleert ernstige vormen van uitbuitingscriminaliteit, ondermijnt veiligheid en openbare orde en vergroot maatschappelijke spanningen. Het amendement is onrechtsstatelijk, onrechtvaardig, bewezen ineffectief en staat haaks op de waarden van onze rechtsstaat.

https://stopdeasielwetten.nl/uploads/downloads/25-08-29-Brief-aan-Commissieleden-IA-JBZ-Bondgenootschap-StopdeAsielwetten.pdf, 29.5.25


Cie Meijers: Strafbaarstelling is in strijd met de Terugkeerrichtlijn en de Facilitation Directive

Het HvJEU heeft geoordeeld dat lidstaten eerst de mogelijkheid tot vrijwillige terugkeer moeten bieden. Het Openbaar Ministerie en de strafrechter moeten daarbij beoordelen in hoeverre de vreemdeling heeft meegewerkt en of de staat voldoende inspanningen heeft geleverd om terugkeer te realiseren.. … De geamendeerde wettekst bevat, afgezien van minderjarigheid, geen duidelijke uitzonderingen voor bepaalde groepen die onder het EU-recht in principe niet strafbaar kunnen zijn. Als het wetsvoorstel in deze vorm wordt aangenomen, is daarmee illegaal verblijf én medeplichtigheid daaraan strafbaar…. Bovendien mag hulp bij illegaal verblijf alleen strafbaar zijn als deze uit winstbejag plaatsvindt. Humanitaire hulp dient hier expliciet buiten te vallen.

https://www.commissie-meijers.nl/nl/comment/commissie-meijers-commentaar-op-de-gewijzigde-asielwetsvoorstellen-36703-en-36704/, 29.5.25


NovA: het voorstel is ondoordacht en onuitvoerbaar

Het amendement definieert onvoldoende welke vormen van niet-rechtmatig verblijf strafbaar zijn, wat rechtsonzekerheid schept. Handhaving is (ook) lastig, omdat de rechtmatigheid van het verblijf niet noodzakelijk voorafgaand of expliciet door de IND wordt vastgesteld. … De effectiviteit van de strafbaarstelling voor een effectiever terugkeerbeleid is niet onderbouwd. Voorzien wordt dat het amendement het werk van de DT&V zal bemoeilijken en tot minder vrijwillig vertrek zal leiden. ….Het medeplegen van onrechtmatig verblijf wordt niet nader uitgewerkt, wat leidt tot rechtsonzekerheid en maakt potentieel een brede groep strafbaar. Het criminaliseren van hulp kan strijdig zijn met het verbod op onmenselijke behandeling en belemmert toegang tot noodzakelijke zorg en rechtsbijstand.

https://www.advocatenorde.nl/juridische-databank/download/wetgevingsadvi..., 28.5.25


Clingendaal: In andere EU-landen heeft strafbaarstelling geen effect

De maatregel belooft migratie te ontmoedigen, maar internationale ervaringen en literatuur vertellen een ander verhaal. De maatregel blijkt geen afschrikkend effect te hebben in België, Duitsland, Zweden en Italië en levert vooral negatieve maatschappelijke bijeffecten, hoge kosten en uitvoeringsproblemen op. Daarnaast zet het hulporganisaties onder druk die mogelijk strafbaar worden gesteld voor het bieden van basale zorg. Deze policy brief pleit voor het uitvoeren van een impact- en uitvoerbaarheidsanalyse van de toch al overbelaste migratieketen, het onderzoeken van effectievere maatregelen, en het uitsluiten van strafbaarheid bij hulpverlening.

https://www.clingendael.org/sites/default/files/2025-08/haken_en_ogen_aan_strafbaarstelling_illegaliteit.pdf, 26.5.25

MvA&M: ondanks oordeel RvS blijft discretionaire bevoegdheid bij IND

De uitgangspunten bij het in 2019 genomen besluit rond het omgaan met de discretionaire bevoegdheid blijven overeind. Dit betekent dat ik onverminderd belang hecht aan een vereenvoudigde en efficiënte procedure bij de IND, en dat het besluit een verblijfsvergunning te verlenen op grond van schrijnende omstandigheden uit de politieke sfeer dient te blijven. Hoewel ik dus als minister van Asiel en Migratie eindverantwoordelijkheid draag, blijf ik de toepassing van de bevoegdheid te besluiten over asielaanvragen mandateren aan de directeur-generaal IND. Teneinde de in 2019 beoogde vereenvoudigde en efficiënte procedure van de IND te behouden ben ik voornemens het beleidskader aan te passen in lijn met het Vreemdelingenbesluit.

https://open.overheid.nl/documenten/335790d1-1eb8-495e-b94a-53c7820e01f7/file, 27.5.25
Verwijst naar: RvS 202302288/1/V1, 27.8.25

Rb: afwegingen verblijf partner bij Chavez-moeder, meerdere kinderen

Eiser verblijft vanaf 2017 in Nederland. In deze procedure heeft hij een aanvraag ingediend om bij referente te kunnen verblijven. Zij is van Surinaamse nationaliteit. Eiser en referente hebben sinds 2019 een relatie en wonen sinds 2021 samen.

Eiser en referente zijn in 2022 ouders geworden van een zoon. Referente heeft zelf nog vier andere kinderen. Zij verblijft rechtmatig in Nederland op grond van het arrest Chavez-Vilchez, omdat haar zoon de Nederlandse nationaliteit heeft. Referente woonde ten tijde van de aanvraag met haar vijf kinderen in een opvanglocatie van HVO Querido in Amsterdam. Inmiddels woont het gezin samen in Nieuw-Vennep….

De rechtbank ziet op basis van het dossier en wat op de hoorzitting en op de zitting in beroep naar voren is gebracht voldoende aanknopingspunten om te kunnen spreken van een hecht gezin. Ter zitting heeft referente toegelicht dat een vertrek van eiser veel impact op haar, maar ook op de kinderen zal hebben. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerders standpunt dat referente en de (stief)kinderen, die nog relatief jong zijn, eiser kunnen volgen en in Nigeria geen stand houdt. Reden hiervoor is dat [twee kinderen respectievelijk zestien en dertien jaar oud zijn en dus niet aan te merken zijn als relatief jong kind. Verweerders standpunt dat het Nederlandse kind met de andere leden van het gezin familieleven in Nigeria gaat uitoefenen houdt evenmin stand, omdat dit afbreuk doet aan zijn Unieburgerschap. Daarnaast geldt dat dit kind weliswaar weinig contact heeft met zijn biologische vader, maar niet gebleken is dat er sprake is van eenhoofdig gezag van de moeder waardoor zij hem zonder meer mee kan nemen naar Nigeria. Gelet op wat hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat verweerder het bestreden besluit ondeugdelijk heeft gemotiveerd.

Het beroep is gegrond.
Rb Amsterdam AWB 24 / 15356, 3.7.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:15142

Pagina's