Nieuws

Rb: twijfel interstatelijk vertrouwensbeginsel Turkse asielzoekers Bulgarije

De rechtbank overweegt dat verweerder weliswaar ten aanzien van Bulgarije in het algemeen van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan, maar dat er aanwijzingen zijn voor een systeemfout in de Bulgaarse asielprocedure ten aanzien van Turkse asielzoekers.

Verweerder kan dan ook niet zonder nader onderzoek en zonder nadere motivering voor eiseres als Turkse onderdaan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Bulgarije. Verweerder moet nader onderzoek doen naar de situatie voor Turkse onderdanen die asiel aanvragen in Bulgarije, en meer in het bijzonder naar de vraag of hun aanvragen wel daadwerkelijk op een eerlijke wijze inhoudelijk beoordeeld worden. Nu verweerder dit heeft nagelaten, is het besluit onvoldoende zorgvolduig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.

Beroep gegrond.
Rb den Haag NL25.28274 en NL25.28275, 8.10.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:18585

Rb: twijfel interstatelijk vertrouwensbeginsel statushouders Bulgarije, geen integratiesteun

In Bulgarije is nog steeds sprake van een ‘zero integration policy’, wat inhoudt dat er geen integratievoorzieningen zijn in Bulgarije voor statushouders. Verschillende NGO’s, waaronder het Rode Kruis, helpen in enkele districten  statushouders bij integratievoorzieningen maar in 2024 konden maar acht individuen van twee families van deze hulp profiteren. Deze hulp is dus vrijwel non-existent.

Dat betekent dat verweerder niet meer ter onderbouwing van zijn standpunt, namelijk dat kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van statushouders in Bulgarije, kan volstaan met een verwijzing naar de oudere uitspraken van de Afdeling. Het besluit is daarom onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt.

Rb Amsterdam NL25.9989 en NL25.9990, 2.7.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:19177

Rb: twijfel interstatelijk vertrouwensbeginsel Slovenie mbt opvang en rechtsbijstand

De rechtbank stelt vast dat het onduidelijk is hoe het met de opvang van Dublinclaimanten zit bij aankomst in Slovenië. De rechtbank vraagt zich af of Dublinclaimanten bij aankomst daadwerkelijk opvang zullen krijgen. Verweerder kon deze vraag op zitting (wederom) niet beantwoorden. Als Slovenië eiser bij terugkomst ziet als asielzoeker en hij bij aankomst in Slovenië geen opvang krijgt, dan is dat een tekortkoming. Deze tekortkoming neemt inmiddels een meer structureel karakter aan nu dit zich al voordoet in 2023 en 2024. Gezien de onduidelijkheid hierover is de rechtbank van oordeel dat verweerder nader onderzoek moet doen naar de opvang van Dublinclaimanten.

Verweerder heeft geen antwoord gegeven of eiser in Slovenië recht heeft op een effectief rechtsmiddel sinds de nieuwe regels voor ontslag van Vluchtelingenadviseurs.

De rechtbank komt tot het oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat ten aanzien van Slovenië nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan. Het beroep is om die reden al gegrond. 

Rb Amsterdam NL25.38678 en NL25.38679, 10.10.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:18966

Rb: prejudiciele vragen over voorkomen suicide-risico bij overdracht naar Kroatie

Eiser kampt met ernstige psychische en psychiatrische problematiek waarvoor hij thans wordt behandeld door een psycholoog en een psychiater. Deze problematiek van eiser openbaart zich doordat eiser zich frequent suïcidaal uit en concrete plannen maakt voor de wijze waarop hij zichzelf om het leven zal brengen. De behandelaars geven aan dat wanneer eiser terug wordt gestuurd naar Kroatië, zijn psychische toestand waarschijnlijk ernstig zal verslechteren. De behandelaars van eiser geven tevens aan dat traumabehandeling nauwelijks van de grond komt omdat de angst van eiser om terug te moeten keren naar zijn land van herkomst of naar Kroatië, direct leidt tot toename van suïcidaliteit en dat de therapiesessies daarom vooral gericht zijn op crisisinterventies en het bieden van steun.

Verweerder heeft daarom aan BMA -uitsluitend- gevraagd of de vreemdeling kan reizen en hiervoor aan bepaalde reisvoorwaarden moet zijn voldaan.

De rechtbank vraagt het Hof of de rechterlijke controle van het overdrachtsbesluit beperkt kan blijven tot het nagaan van de voorgestelde reisvoorwaarden. De rechtbank stelt twee prejudiciële vragen en houdt iedere verdere beslissing aan.

Rb Roermond NL23.17939, 22.10.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:19325

Rb: vovo ivm opvangrecht na LVV-beëindiging Rotterdam

De minister onderscheidt binnen de groep van eenentwintig verzoekers drie categorieën: (1) de verzoeker aan wie om medische redenen uitstel van vertrek is verleend en die volgens de minister terecht kan in AZC Gouda, (2) de vier verzoekers die bereid zijn medewerking te verlenen aan terugkeer naar hun land van herkomst en (3) de overige zestien verzoekers die volgens de minister niet (of niet voldoende) meewerken aan hun terugkeer maar die zich bij de VBL kunnen melden indien zij alsnog besluiten mee te werken aan terugkeer.

Ten aanzien van de twee laatstgenoemde groepen stelt de minister dat zij zich bij de VBL in Ter Apel kunnen melden. Voor de laatste groep geldt dat daarvoor vereist is dat zij zich alsnog bereid verklaren om medewerking te verlenen aan terugkeer naar hun land van herkomst.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat hiermee het belang van de door verzoekers gevraagde voorziening niet is weggevallen. …. De minister heeft in de onderhavige procedure niet duidelijk gemaakt of er op dit moment wel capaciteit beschikbaar is en of zeker is dat verzoekers die aan de toelatingsvoorwaarden voldoen daadwerkelijk zullen worden toegelaten. …

Daarbij speelt ook mee dat een aanzienlijk deel van de verzoekers uiteenlopende lichamelijke en/of psychische problemen heeft en als kwetsbaar kan worden aangemerkt. Ten aanzien van de groep verzoekers die volgens de minister weigert aan hun vertrek mee te werken, is bovendien ook de vraag aan de orde of de minister, ondanks die weigering, niet gehouden is toch een minimumniveau van opvang te verlenen. Die vraag leent zich niet voor een voorlopig rechtmatigheidsoordeel.

Ten aanzien van de verzoeker aan wie om medische redenen uitstel van vertrek is verleend bepaalt de voorzieningenrechter dat de minister ervoor dient zorg te dragen dat deze verzoeker in ieder geval gebruik kan blijven maken van 24-uurs (basis)opvangvoorzieningen in ofwel de LVV-voorziening ofwel het AZC in Gouda totdat uitspraak is gedaan in de hoofdzaak….

De slotsom is dat de voorzieningenrechter de minister zal opdragen om er voor zorg te dragen dat verzoekers gebruik kunnen blijven maken van 24-uurs (basis)opvangvoorzieningen tot vier weken na bekendmaking van de uitspraak van de rechtbank in de hoofdzaken.

Rb Rotterdam AWB 25/16877, 8.10.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:18589

RvS: vrijlating asielzoeker want al voor inbewaringstelling voorbereidingen voor hasa

De minister heeft aan de maatregel ten grondslag gelegd dat appellant al in bewaring werd gesteld voordat zij een herhaalde asielaanvraag indiende en dat zij de asielaanvraag al tijdens haar verblijf in het asielzoekerscentrum had kunnen indienen.

Naar het oordeel van de Afdeling heeft de minister niet deugdelijk gemotiveerd dat de vreemdeling haar asielaanvraag louter heeft ingediend om de uitvoering van het terugkeerbesluit uit te stellen of te verijdelen. Ten eerste heeft appellant pas in mei 2025 een definitieve beslissing in haar eerste asielprocedure gekregen. Zij heeft relatief kort daarna een herhaalde asielaanvraag gedaan tijdens het gehoor voor haar eerste inbewaringstelling. In dat gehoor heeft zij toegelicht dat zij al bezig was met de voorbereiding van haar herhaalde aanvraag door het opvragen van stukken bij de Turkse ambassade. Dat heeft zij in dit hoger beroep onderbouwd. Gelet op deze feiten en omstandigheden heeft de minister niet kunnen volstaan met de motivering dat de asielaanvraag eerder had kunnen worden ingediend. De tweede grief slaagt.

Het hoger beroep tegen Rb den Haag NL25.37152, 21.8.25 is gegrond.
RvS 202504766/1/V3, 2.10.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2025:4753

Rb: terecht inreisverbod op luchthaven na visumoverstay, ondanks echtgenoot in Dld

De rechtbank stelt vast dat eiseres in totaal 113 dagen onrechtmatig heeft verbleven in het Schengengebied. Daardoor bestond de mogelijkheid een inreisverbod op te leggen aan eiseres voor de duur van twee jaar.

De rechtbank ziet dat eiseres in een ongelukkige situatie terecht is gekomen, nu zij voor een periode van ten minste een jaar en maximaal twee jaar niet naar haar echtgenoot in Duitsland kan afreizen.

De rechtbank overweegt dat het inreisverbod via de voornemenprocedure niet onzorgvuldig tot stand is gekomen. De rechtbank deelt in dit verband het standpunt van de minister dat het op schriftelijke wijze indienen van een zienswijze zorgvuldig(er) en beter controleerbaar is gelet op de zwaarte ervan, in plaats van dat onder tijdsdruk een mondelinge verklaring wordt gegeven op de luchthaven. De rechtbank stelt vast dat eiseres van deze mogelijkheid, waarbij relevante feiten en omstandigheden kunnen worden aangedragen die maken dat van het opleggen van een inreisverbod moet worden afgezien, geen gebruik heeft gemaakt.

De rechtbank is dan ook van oordeel dat van een motiveringsgebrek in het bestreden besluit ten aanzien van artikel 8 EVRM-aspecten geen sprake is. Nu een zienswijze op het voornemen in zijn geheel ontbreekt, had de minister op dat moment te weinig (concrete) informatie om aan te nemen dat het opleggen van een inreisverbod een inbreuk op het familie- en gezinsleven van eiseres zou betekenen. De minister heeft hierin dan ook geen reden hoeven zien om van het opleggen van het inreisverbod af te zien.

Het beroep is ongegrond.
Rb Roermond NL25.18774, 10.10.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:18698

CESCR: tegen strafbaarstelling, voor gelijke rechten ongedocumenteerden

Het VN-comité inzake economische, sociale en culturele rechten (CESCR) uit scherpe kritiek op de voorgenomen Nederlandse maatregelen rond asiel en migratie. Het dringt erop aan om af te zien van de strafbaarstelling van illegaal verblijf en andere wetgeving die de toegang van mensen zonder verblijfsstatus tot verdragsrechten beperkt. Daarnaast benadrukt het de dringende woonbehoefte van mensen die asiel aanvragen en mensen die migreren. Nederland moet waarborgen dat zij tijdig en effectief toegang krijgen tot huisvesting.

https://tbinternet.ohchr.org/_layouts/15/TreatyBodyExternal/DownloadDraft.aspx?key=NOpouhmoRAEaq/acFRDPKECok8ybR38jpP60yGDYTFmdOIvoPcoxPewNIyBWa/bk, 26sept25

Rb: controle huis wat bekend was bij Coa toegestaan

De minister heeft toegelicht dat in augustus 2025 een staandehouding was voorzien in het AZC, maar dat eisers daar niet aanwezig waren, niet traceerbaar bleken te zijn en dat zij zich ook de daaropvolgende dag niet hadden gemeld voor de meldplicht. Hierdoor heeft de geplande vlucht geen doorgang kunnen vinden.

DT&V en AVIM hebben vervolgens informatie verkregen van het COA waaruit volgt dat eisers eerder hadden aangegeven weleens te verblijven op het adres. Daarop is AVIM verzocht een adrescontrole uit te voeren. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat eiseres aldaar is gesignaleerd. Gelet op deze toelichting bestond er naar het oordeel van de rechtbank een redelijk vermoeden van illegaal verblijf en is de staandehouding daarmee niet onrechtmatig.

Rb Groningen NL25.45045, NL2545052, NL25,45058 en NL2545062, 30.9.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:17990

WBV 2025/19: invoering Entry en Exit System

Op 30 november 2017 hebben de Europese Raad en het Europese Parlement een inreis-uitreissysteem (EES) voor de registratie van inreis- en uitreisgegevens aangenomen. Het EES zal op elektronische wijze het tijdstip en de plaats van inreis en uitreis registreren van onderdanen van derde landen die voor een kort verblijf tot het grondgebied van de lidstaten zijn toegelaten, en de toegestane verblijfsduur berekenen. Dit systeem komt in de plaats van de verplichting om paspoorten van onderdanen van derde landen af te stempelen.

Het EES is van toepassing op onderdanen van derde landen die voor een kort verblijf tot het grondgebied van de lidstaten worden toegelaten. Het is eveneens van toepassing op onderdanen van derde landen aan wie de toegang tot het grondgebied voor een kort verblijf is geweigerd.

Het EES wordt vanaf 12 oktober 2025 gefaseerd in gebruik genomen en moet op 10 april 2026 volledig in gebruik zijn.
WBV 2025/19, 2.10.25 in Staatscourant 2025, 32763, 3.10.25
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2025-32763.html

Pagina's