Nieuws

MvA&M: Transithub Oeganda

De transit hub beoogt als maatregel terugkeer te realiseren van vertrekplichtige vreemdelingen. Met Oeganda werd besproken dat enkel vreemdelingen met een herkomst uit de regio van Oeganda in aanmerking komen voor terugkeer via de transit hub. In het transit hub proces worden vreemdelingen gedwongen van Nederland naar Oeganda overgebracht. Nederland toetst vóór een overbrenging naar Oeganda ook of er voor de vreemdeling een reëel risico bestaat op schending van het non-refoulement beginsel door de overbrenging naar Oeganda. In Oeganda wordt de vreemdeling opgevangen in een opvanglocatie. Vanuit deze opvanglocatie zal verder worden gewerkt aan het voortzetten van terugkeer naar het land van herkomst. Ook hierbij is het uitgangspunt zelfstandig vertrek vanuit Oeganda.

Oeganda en Nederland zullen de komende tijd de afspraken voor de transit hub verder uitwerken. De benodigde middelen voor het operationaliseren van een transit hub zijn afhankelijk van de uiteindelijke afspraken tussen Nederland en Oeganda en de daarbij horende modaliteiten. Het is noodzakelijk dat de uitwerking van de transit hub zorgvuldig gebeurt waarbij aandacht is voor de juridische kaders en het borgen van de (mensen)rechten van de vreemdeling.

https://open.overheid.nl/documenten/a7a3627a-21ca-4b8e-b435-82dd1be4459f/file, 25.9.25

Inspectie Justitie en Veiligheid: verloop gedwongen uitzettingen 2024

Uit gegevens van de KMar blijkt dat in 2024 het gedwongen vertrek in 714 gevallen daadwerkelijk geëffectueerd is. Uit de processen-verbaal van de KMar blijkt dat de informatieoverdracht ten aanzien van bezittingen in meer dan de helft van alle uitzettingen niet volledig was. Dit betrof 367 uitzettingen (51,98%). Bij de overige uitzettingen was de informatie omtrent de bagage wel correct. Ook blijkt dat er in 20 procent respectievelijk 24 procent van de gevallen gebruik gemaakt is van hulpmiddelen tijdens de uitzetting, waaronder drie minderjarigen. Voor zover bekend heeft het toepassen van hulpmiddelen bij minderjarigen zich in eerdere jaren niet voorgedaan.

https://www.inspectie-jenv.nl/site/binaries/site-content/collections/documents/2025/07/30/jaarbrief-terugkeer-vreemdelingen-2024/jaarbrief-terugkeer-vreemdelingen-2024.pdf, 18.7.25

INLIA: aantallen gedwongen terugkeer naar land van herkomst, eerste helft 2025

Afbeelding met tekst, nummer, schermopname, Lettertype</p>
<p>Door AI gegenereerde inhoud is mogelijk onjuist.

https://www.inlia.nl/nl/nieuws/1479/aantal-uitzettingen-in-het-eerste-halfjaar-van-2025, 19.9.25

RvS: vrijlating zodra medewerking terugkeer

De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat de minister niet aannemelijk heeft hoeven achten dat appellant, wanneer hij daartoe in de gelegenheid zou worden gesteld, daadwerkelijk zelfstandig zou terugkeren naar Turkije.

Nadat de minister de tweede asielaanvraag in 2024 heeft afgewezen, heeft appellant te kennen gegeven dat hij geen beroep instelt, dat hij wil vertrekken naar Turkije en dat hij het vliegticket zal toesturen en zijn paspoort zal laten afgeven. Verder heeft zijn neef het paspoort aan de minister overhandigd. Kort na de oplegging van de maatregel heeft de gemachtigde het geboekte vliegticket per e-mail aan de regievoerder gestuurd. Hiermee heeft appellant zijn vertrekwens geconcretiseerd. De vreemdelingenbewaring had eerder opgeheven moeten worden.

Het hoger beroep tegen Rb Rotterdam NL24.43297, 18.11.24 is gegrond.
RvS BRS.24.000447, 24.9.25
ECLI:NL:RVS:2025:4496

MvA&M uitvoeringstoetsen Asielnoodmaatregelenwet en Tweestatusstelsel

In het kader van de parlementaire behandeling van de wetsvoorstellen invoering tweestatusstelsel en asielnoodmaatregelen wordt aan de Eerste Kamer een zestal rapportages van ketenbrede uitvoeringstoetsen toegezonden. De eerste vijf toetsen zijn opgesteld door de IND. De uitvoeringstoets ‘strafbaarstelling illegaliteit’ is uitgevoerd onder coördinatie van het DG Migratie en brengt de mogelijke uitvoeringsgevolgen van dit amendement bij de asielnoodmaatregelenwet in kaart.

In die uitvoeringstoets Strafbaarstelling Illegaliteit staat oa:

  • Vanuit de DTenV komt het beeld naar voren dat deze beleidsmaatregel de organisatie niet wezenlijk gaat helpen om meer terugkeer te organiseren. Het is maar zeer de vraag of vreemdelingen die echt niet mee willen werken aan vertrek door deze maatregel alsnog zullen meewerken aan vertrek.
  • DJI heeft tot 2030 geen capaciteit voor de naar verwachting tussen 55 en 165 extra benodigde detentieplaatsen.

EK 36703 / 36704, B, 17.9.25
https://www.eerstekamer.nl/overig/20250923/bijlage_6_uitvoeringstoets/document3/f=/vmr2m0dvdpzu_opgemaakt.pdf

Rb: huiscontrole na klikken mag

Eiser voert aan dat de melding op basis waarvan een persoonsgerichte controle is gedaan op het adres waarna hij vervolgens is staande gehouden, niet concreet is. Niet blijkt van wanneer die melding dateert en van wie deze afkomstig is.

De rechtbank is van oordeel dat de melding voldoende concrete informatie bevatte over een illegaal verblijvend persoon op het voornoemde adres. De melding was weliswaar gericht op de tweelingbroer van eiser, die illegaal op dat adres zou hebben verbleven, maar tijdens de persoonsgerichte controle op dit adres werd eiser aangetroffen. Dat niet bekend is wanneer de melding is gedaan maakt het opleggen van de maatregel van bewaring niet onrechtmatig. Op zitting is gebleken dat zorgvuldig onderzoek is gedaan door de betrokken instanties, waaronder de AVIM, naar de melding. Bovendien is van belang dat gebleken is dat eiser al geruime tijd illegaal in Nederland verblijft.

Rb Middelburg NL25.44899 en NL25.44918, 24.9.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:17522

Rb: motiveren waarom Surinaamse moeder geen verblijfsrecht bij kind krijgt

Eiseres heeft vanaf 2019 een verblijfsvergunning bij haar toenmalige partner gehad. Haar kind heeft vanaf toen samen met eiseres in Nederland verbleven. Het kind heeft sinds 2023 een zelfstandig verblijfsrecht in Nederland gekregen. 

De afwijzing van de aanvraag van eiseres heeft tot gevolg dat ook haar kind eiseres naar Suriname zal moeten volgen of de keuze zal moeten maken zonder eiseres in Nederland te blijven. De rechtbank is van oordeel dat daarmee het aan referente toegekende zelfstandige verblijfsrecht wordt aangetast en illusoir wordt gemaakt. Verweerder had, naar het oordeel van de rechtbank, diepgaander de belangen van het kind dienen te onderzoeken en aan die belangen ook kenbaar een zwaarder gewicht toe moeten kennen dan nu uit de motivering van het bestreden besluit naar voren komt. Hoewel niet onaannemelijk is dat het kind ook in Suriname  het gezinsleven met haar moeder weer zou kunnen uitoefenen, kan in het licht van 3IVRK en en 24 Handvest en de vergunning voortgezet verblijf niet op deze wijze worden omgegaan met het individueel belang van referente. Dat is onzorgvuldig en niet in overeenstemming met het vertrouwen dat het kind mag ontlenen aan het haar verleende voortgezet zelfstandig verblijfrecht.

Het beroep is gegrond.
Rb den Haag NL25.15111, NL25.15112 en NL25.2630, 11.8.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:17056

Informatiebericht 2025/44: Betrekken financiële gevolgen intrekken terugwerkende kracht

Op 16 juli 2025 heeft de Afdeling een uitspraak gedaan over het evenredigheidsbeginsel bij een intrekking met terugwerkende kracht. 
Op dit moment wordt de uitspraak nader bestudeerd. Als voorlopige werkwijze kan worden gehanteerd dat indien de vreemdeling de onevenredige financiële consequenties van de terubetalingsverplichting zelf niet heeft ingebracht of onderbouwd, de intrekking met terugwerkende kracht kan worden doorgezet.

https://puc.overheid.nl/ind/doc/PUC_1383635_1/1/, 1.8.25

Rb: discriminatie en 3EVRM-risico minderjarige uit minderheidsclan Somalië

De rechtbank is van oordeel dat de minister niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat de door eiser ondervonden problemen geen discriminatie in de zin van het Vluchtelingenverdrag oplevert. De rechtbank is ook van oordeel dat de minister de problemen die eiser van de kant van medeburgers/familieleden heeft ondervonden onvoldoende heeft betrokken bij beantwoording van de vraag of sprake is van vervolging. Verder ontbreek in het bestreden besluit in het kader van de vraag of sprake is van discriminatie in de zin van het Vluchtelingenverdrag, een kenbare en concrete afweging van de belangen van eiser als minderjarige. Eiser heeft er in dit verband terecht op gewezen dat de drempel voor het aannemen van daden van vervolging voor kinderen lager ligt dan bij volwassenen omdat bij kinderen een hogere beschermingsnood is door de hogere mate van kwetsbaarheid. Bij de individuele beoordeling of er een redelijke mate van waarschijnlijkheid bestaat dat een kind te maken krijgt met vervolging in heel Somalië, met inbegrip van Zuid-Centraal Somalië, moet volgens de EUAA rekening worden gehouden met omstandigheden die dat risico beïnvloeden, zoals het gebied van herkomst, de gezinssituatie en de mate van hulp door een ondersteunings-/clannetwerk. In het geval van kinderen zonder ondersteunings-/clannetwerk zou er volgens de EUAA over het algemeen sprake zijn van gegronde vrees voor vervolging in heel Somalië, met inbegrip van Zuid-Centraal Somalië. De minister dient dus gemotiveerd mee te wegen dat eiser de discriminatie en mishandelingen heeft ondervonden in een periode dat hij minderjarig was, dat eiser destijds alleen met zijn moeder woonde, niet meer kan terugvallen op zijn inmiddels overleden opa, – inmiddels – geen contact meer heeft met zijn familie en geen clannetwerk heeft waar hij op terug kan vallen omdat hij tot de Midgan behoort. Dat heeft de minister niet gedaan.

Uit al het voorgaande volgt dat de minister zijn standpunt dat de door eiser ondervonden discriminatie niet als een daad van vervolging kan worden aangemerkt, ondeugdelijk heeft gemotiveerd….

De rechtbank stelt voorop dat de minister eisers verklaringen over zijn problemen in Somalië geloofwaardig acht. Uit eisers verklaringen volgt dat hij van jongs af aan – zolang hij zich kan herinneren –tot aan zijn vertrek is mishandeld door zijn oom en tante. Eiser werd ook op school uitgescholden, geslagen en geschopt zowel door leerlingen als leraren en door mensen uit de omgeving.

Het standpunt van de minister dat niet vaststaat dat de problemen het gevolg zijn van het behoren tot een minderheidsclan valt niet te rijmen met het feit dat de minister geloofwaardig acht dat eiser problemen heeft ondervonden als gevolg van het huwelijk van zijn moeder met zijn vader, die behoort tot een minderheidsclan. De minister heeft tot slot niet kenbaar bij zijn besluitvorming betrokken dat de mishandelingen hebben plaatsgevonden in een periode dat eiser minderjarig was.

Al het voorgaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat de minister zijn standpunt dat de door eiser ondervonden problemen niet de ondergrens van zwaarwegendheid raken ondeugdelijk heeft gemotiveerd….

Rb Utrecht NL24.46698, 23.9.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:17565

RvS: UNRWA-bijstand tot kort voor vertrek naar EU, ondanks latere asielaanvraag

De vreemdeling grieft dat het voor Palestijnen onmogelijk is zich nog te wenden tot de UNRWA in Libanon.

Uit vaste Afdelingsjurisprudentie volgt dat voor de uitsluitingsgrond niet zozeer bepalend is of iemand geregistreerd is bij de UNRWA, maar vooral of deze persoon kort vóór het indienen van het asielverzoek daadwerkelijk bijstand van de UNRWA heeft gekregen. …. Dat de vreemdeling zich niet tot UNRWA heeft gewend voor bescherming tegen Hezbollah doet hieraan niet af, omdat de UNRWA niet alleen zorgt voor bescherming van Palestijnse vluchtelingen, maar ook voor hun welzijn, ontwikkeling en basisbehoeften, waaronder onderdak. Dat de vreemdeling Libanon vrijwillig heeft verlaten voor een familiebezoek in Nederland en Denemarken en haar asielaanvraag pas een halfjaar na vertrek uit Libanon heeft ingediend, betekent niet dat zij niet kort vóór het indienen van de asielaanvraag daadwerkelijk bijstand van de UNRWA heeft ontvangen of dat zij zich langdurig buiten het UNRWA-werkgebied heeft gevestigd.

Hoger beroep tegen Rb Middelburg NL23.16778, 27.11.23 gegrond. 
ABRvS 202307738/1, 24.9.25
ECLI:NL:RVS:2025:4512

Pagina's