Nieuws

Rb: geen art-56 voor Oekraïens gezin in Gezinslocatie

Als er sprake is van niet rechtmatig verblijf in Nederland kan op grond van artikel 56 Vw een vrijheidsbeperkende maatregel worden opgelegd. De mogelijkheid tot verwijdering uit Nederland is geen voorwaarde voor het opleggen van de maatregel.

Het niet hebben van een vaste woon- of verblijfplaats en het niet beschikken over voldoende middelen van bestaan kunnen indicaties zijn, dat het belang van de openbare orde de maatregel vordert. In dit geval is echter zonder nadere motivering niet voldoende duidelijk dat het belang van de openbare orde de maatregelen vordert. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. Eisers verblijven al bijna tien jaar in Nederland en hebben al die tijd op de gezinslocatie in Emmen gewoond. In die tien jaar hebben zij zowel rechtmatig als onrechtmatig in Nederland verbleven. Er is dus al die tien jaar steeds opvang geboden op deze locatie. Ook nu is dat het geval. Dat die opvang op dit moment alleen kan en zal worden geboden samen met een artikel 56-maatregel is niet gebleken.

Verder bevat het dossier geen aanwijzingen waaruit de rechtbank kan afleiden dat eisers een zwervend bestaan gaan leiden. Zo gaan de kinderen al jaren naar school, doen de moeder en de oma vrijwilligerswerk en hebben zij hechte banden met de kerkgemeenschap. Gelet op al deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat zonder nadere motivering niet duidelijk is dat het belang van de openbare orde de maatregelen vordert. De beroepen slagen dus.

Rb Groningen NL25.49158, NL25.49160 en NL25.49161, 23.10.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:19464

Rb: vovo voor recht op opvang zieke Ghanees in bezwaarfase art-64

Verzoeker heeft op dit moment geen rechtmatig verblijf en geen recht op opvangvoorzieningen.

Vast staat dat verzoeker ernstige medische klachten heeft die bij het uitblijven van behandeling levensbedreigend kunnen worden. Verzoeker heeft gelet hierop belang bij voortzetting van de huidige opvangvoorzieningen, waaronder medische zorg. Uit de uitspraak van de rechtbank van 28 juli 2025 volgt dat verweerder niet zonder nader onderzoek heeft kunnen aannemen dat de noodzakelijke medische behandeling voor verzoeker ook in Ghana toegankelijk is. Daarbij komt dat evenmin is gebleken dat verweerder voornemens is om verzoeker daadwerkelijk uit te zetten vóórdat opnieuw op het bezwaar zal zijn beslist. Het belang van verzoeker om zijn bezwaar in Nederland te mogen afwachten, waarbij zijn opvang wordt gecontinueerd, weegt gelet hierop zwaarder dan de mogelijkheid van verweerder om verzoeker uit te kunnen zetten.

De voorzieningenrechter zal het verzoek daarom als kennelijk gegrond toewijzen.

Rb Middelburg NL25.37346, 10.10.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:18827

Rb: zicht op uitzetting Marokko

Verweerder heeft de navolgende gegevens over terugkeerprocedures tussen 1 januari 2025 en 1 oktober 2025 vanuit bewaring naar Marokko verstrekt:

  • Aantal ingediende lp-aanvragen: 206
  • Aantal afgegeven nationaliteitsbevestigingen: 119
  • Aantal verstrekte lp’s: 129
  • Aantal uitzettingen die met behulp van een lp hebben plaatsgevonden: 79

Verweerder heeft tevens aangegeven dat de Marokkaanse autoriteiten geen presentaties in persoon meer vereisen alvorens tot de afgifte van een lp over te gaan.

Rb Roermond NL25.48204, 15.10.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:18933

Rb: zicht op uitzetting Algerije

De nieuwe Algerijnse consul heeft aangegeven dat ongedocumenteerde vreemdelingen niet langer zullen worden gepresenteerd. De afgifte van lp’s zal voortaan alleen nog plaatsvinden op basis van onderzoek in het Algerijnse registratiesysteem, waarin personalia en vingerafdrukken zijn opgenomen van Algerijnen vanaf 16 jaar. …

Uit de cijfers blijkt dat er tot en met eind september 2025, 325 lp-aanvragen zijn ingediend voor Algerije (78 voor gedocumenteerden en 247 voor ongedocumenteerden), er in totaal 178 presentaties zijn gepland (130 voor gedocumenteerden en 40 voor ongedocumenteerden) en dat 53 vreemdelingen ook daadwerkelijk zijn gepresenteerd (37 gedocumenteerden en 16 ongedocumenteerden). Ook hebben de Algerijnse autoriteiten 60 nationaliteitsverklaringen afgegeven (51 voor gedocumenteerden en 9 voor ongedocumenteerden), zijn er 58 lp’s verkregen (30 voor gedocumenteerden en 28 voor ongedocumenteerden) en zijn er 49 gedwongen uitzettingen geweest. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er dus concrete aanwijzingen dat door de Algerijnse autoriteiten lp’s worden verstrekt en dat er ook gedwongen uitzettingen plaatsvinden.

Dit alles tezamen maakt dat zicht op uitzetting is gegeven.

Rb Groningen NL25.47556, 15.10.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:18945

ook Rb Groningen NL25.47081 en NL25.48897, 15.10.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:18946

RvS: geen toelating oudere Marokkaan

De rechtbank heeft overwogen dat de minister minder gewicht had moeten toekennen aan het economische belang van Nederland, het onrechtmatige verblijf van betrokkene en zijn banden met Marokko. Daarbij heeft de rechtbank erop gewezen dat betrokkene al zeer lange tijd in Nederland verblijft, hier een erkend werkzaam leven heeft gehad, als oudere man met medische en psychische problemen wordt opgevangen door zijn familie en nog maar beperkte banden heeft met Marokko. Dit getuigt echter niet van een enigszins terughoudende toetsing van het gewicht dat de minister aan de relevante belangen heeft gehecht en daarmee van de uitkomst van de belangenafweging. Het oordeel van de rechtbank is daarom niet in lijn met de toetsingsintensiteit van de belangenafweging in het kader van het tweede lid van artikel 8 van het EVRM.

Het hoger beroep is gegrond.

De minister heeft aan betrokkene tegengeworpen dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn verblijf in Nederland onafgebroken is geweest en dat hij geen gevolg heeft gegeven aan het terugkeerbesluit uit 2014. Daarnaast heeft de minister in de belangenafweging weliswaar het werkverleden van betrokkene in zijn voordeel meegewogen bij de beoordeling van zijn band met Nederland, maar tegengeworpen dat hij sinds 2009 niet meer werkt, naar verwachting een beroep zal doen op de Nederlandse algemene middelen en in Marokko recht behoudt op zijn AOW-uitkering. Verder heeft de minister in de belangenweging de zorgbehoefte van betrokkene meegewogen. Zij heeft er in dat verband echter ook op gewezen dat betrokkene in Marokko hulp kan vragen aan zijn kinderen, echtgenote, derden of professionele instanties en vanuit zijn omgeving in Nederland om in zijn zorgbehoefte te voorzien. Ook heeft de minister de afhankelijkheidsrelatie tussen betrokkene en zijn in Nederland wonende familieleden meegewogen en er daarbij op gewezen dat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid bestaan. Daarmee heeft de minister deugdelijk gemotiveerd dat de belangenafweging in het nadeel van betrokkene uitvalt. Het beroep is ongegrond.

Hoger beroep tegen Rb den Haag NL23.13371, 14.12.23 gegrond; Beroep ongegrond,
RvS 202400200/1/V1, 8.10.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2025:4790

Rb: afweging priveleven Algerijn, 30jr in NL, familiebanden en werkaanbod

De rechtbank acht van belang dat eiser al meer dan dertig jaar – sinds 1994 – in Nederland verblijft. Hij heeft al jarenlang een hechte band met de familie X. Deze familie beschouwt eiser ook als familielid. Eiser woonde jaren op het tennispark van de familie, tot een brand in 2020. Sindsdien verblijft hij regelmatig bij het gezin van de dochter van de familie. Zij was ook op zitting aanwezig. Eiser ziet de familie dagelijks en viert ook feestdagen met hen. Verder heeft hij mantelzorg verricht voor de moeder van de familie.

Daarnaast heeft eiser zichzelf financieel onderhouden. Hij verricht werkzaamheden op het tennispark van de familie en ook op een ander tennispark. Verder wordt hij gevraagd om hand- en spandiensten voor anderen te doen. Op zitting waren de heren A en B aanwezig die eiser graag in vaste dienst nemen bij zijn tennispark, respectievelijk zijn slagerij. Dit hadden zij eerder al schriftelijk laten weten. Ook heeft eiser zich nuttig gemaakt in het sociale leven. Hij heeft jarenlang vrijwilligerswerk verricht voor het Leger des Heils. Eiser spreekt goed Nederlands en is volledig ingeburgerd. Als onderbouwing zijn voldoende verklaringen en foto’s overgelegd.

Ook betrekt de rechtbank dat eiser al dertig jaar geleden uit Algerije is vertrokken, zijn ouders zijn overleden en hij alleen nog telefonisch contact met zijn zus onderhoudt. Daarbij komt dat verweerder in het bestreden besluit bij het paspoortvereiste onvoldoende is ingegaan op de inspanningen die eiser heeft verricht om een paspoort van de Algerijnse autoriteiten te verkrijgen. Het algemene standpunt van verweerder – dat het inherent is aan een langdurig verblijf dat de vreemdeling sociale banden aangaat en dat het economisch belang een rol speelt – legt in het licht van bovenstaande feiten en omstandigheden onvoldoende gewicht in de schaal. Verweerder heeft deze feiten en omstandigheden onvoldoende betrokken bij de belangenafweging.

Het beroep is gegrond.
Rb den Haag NL24.43507 en NL25.43511, 30.9.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:18656

RvS: alsnog oordeel 8EVRM verplicht ondanks toegekende art64

De toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 leidt er niet toe dat geen illegaal verblijf meer bestaat in de zin van de Terugkeerrichtlijn. Omdat artikel 64 alleen verplicht om de uitzetting wegens medische beletselen achterwege te laten, is de minister bij de beoordeling van een aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 bovendien niet verplicht om een beoordeling te verrichten aan de hand van artikel 8 van het EVRM.

Appellant betoogt gelet op het voorgaande terecht dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 de inmenging in zijn recht op privéleven niet wegneemt. De vertrekplicht die is ontstaan toen de minister zijn verblijfsvergunning heeft ingetrokken, wordt met de toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 slechts tijdelijk opgeschort. Tegelijkertijd kan appellant de rechten die worden beschermd onder artikel 8 van het EVRM niet in volle omvang uitoefenen zoals dat wel zou kunnen als hij in het bezit zou zijn van een verblijfsvergunning.

Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de minister in haar besluit de medische problematiek van appellant onvoldoende heeft betrokken. Datzelfde geldt voor de effecten van het langjarig verlenen van uitstel van vertrek op zijn privéleven. Het besluit is dus ondeugdelijk gemotiveerd en het beroep is gegrond.

Het hoger beroep tegen Rb Amsterdam NL23.34402, 5.11.24 is gegrond.
RvS 202407231/1/V1, 21.10.25
ECLI:NL:RVS:2025:5035

Rb: samenwonen niet nodig voor faciliterend visum Marokkaan naar Spaanse partner in NL

Eiser woont in Marokko. Hij heeft een aanvraag ingediend voor een faciliterend visum  om zich te voegen bij zijn Spaanse vrouw in Nederland. Eiser en referente zijn in Marokko op religieuze wijze gehuwd.

De minister heeft de aanvraag afgewezen omdat niet is gebleken dat eiser en referente samen hebben gewoond, een gezamenlijke huishouding hebben (gehad) of een gezamenlijk kind hebben waar ze samen zorg voor dragen. Daarnaast is volgens de minister niet gebleken dat eiser en referente gezamenlijke financiële verplichtingen of banden hebben dan wel gezamenlijke grote aankopen of eigendommen hebben en evenmin is gebleken dat eiser en referente zorg dragen voor elkaar. Tot slot is volgens de minister niet komen vast te staan wat de frequentie van de bezoeken van referente aan eiser is. Enkel het feit dat eiser en referente regelmatig contact met elkaar hebben, is dan ook onvoldoende voor de minister om aan te nemen dat er sprake is van een duurzame relatie.

De rechtbank is van oordeel dat de minister zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet heeft aangetoond dat sprake is van een duurzame relatie. Eiser heeft een grote hoeveelheid foto’s overgelegd van hem en referente. De meeste foto’s zijn gedateerd en gemaakt tijdens de verschillende reizen die eiser samen met referente heeft gemaakt. Eiser heeft daarnaast vliegtickets overgelegd naar de bestemmingen die overeenkomen met de bestemmingen op de foto’s. Verder heeft eiser chatgesprekken op whatsapp overgelegd tussen hem en referente. Deze gesprekken zijn niet in het Nederlands, maar uit de inhoud daarvan is op te maken dat zij kennelijk zien op de gestelde exclusieve duurzame relatie. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser voldoende en overtuigend bewijs overgelegd waarmee hij aannemelijk heeft gemaakt dat hij en referente een exclusieve duurzame relatie hebben.

Rb Amsterdam NL24.1751, 11.6.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:18640

RvS: beoordeling beschermingsalternatief Banyamulenge in Kinshasa

De rechtbank gaat er met de minister aan voorbij dat voor de vraag of een binnenlands beschermingsalternatief kan worden tegengeworpen niet alleen relevant is of appellant in Kinshasa niet hoeft te vrezen voor vervolging of een reëel risico loopt op ernstige schade, maar ook of van haar redelijkerwijs kan worden verwacht dat zij zich in Kinshasa vestigt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, mag de minister een binnenlands beschermingsalternatief namelijk tegenwerpen als aan drie vereisten is voldaan. Een vreemdeling mag in het binnenlands beschermingsalternatief geen gegronde vrees voor vervolging hebben en geen reëel risico lopen op ernstige schade. Verder moet dat deel van het land toegankelijk zijn voor die vreemdeling en moet hij op een veilige en wettige manier daarnaartoe kunnen reizen. Ook moet de minister redelijkerwijs van de vreemdeling mogen verwachten dat hij zich er vestigt.

De rechtbank heeft niet onderkend dat de minister niet heeft beoordeeld of redelijkerwijs van appellant kan worden verwacht dat zij zich in Kinshasa vestigt. De minister moet beoordelen of appellant in Kinshasa een leven kan leiden dat naar plaatselijke maatstaven gemeten als normaal kan worden aangemerkt. Daarbij moet zij onder andere rekening houden met de informatie uit openbaar toegankelijke bronnen waarnaar appellant in beroep heeft verwezen en waaruit de rechtbank heeft afgeleid dat de kans groot is dat appellant, als alleenstaande vrouw, in Kinshasa een hard leven tegemoet gaat.

De grieven slagen.
Het hoger beroep tegen Rb Roermond NL23.24649, 28.4.25 is gegrond. 
RvS BRS.25.000499, 23.10.25
ECLI:NL:RVS:2025:5038

Rb: discriminatie mensen met een handicap in Colombia

De rechtbank stelt vast eiser achttien jaar lang actief heeft geprobeerd om werk te vinden en zo ook zijn oom te kunnen ontvluchten, maar dat dit hem vanwege zijn handicap niet is gelukt. Het relaas van eiser past ook binnen het beeld van de ingebrachte landeninformatie dat 88 procent van de personen met een handicap in Colombia discriminatie ervaart en 85 procent van de gehandicapten in Colombia werkloos is. De rechtbank acht het daarmee voldoende aannemelijk dat het eiser niet is gelukt zichzelf staande te houden in Colombia vanwege zijn beperking. Eisers oom wil eiser het huis uitzetten en eiser niet langer onderhouden als hij geen werk vindt. Daarbij is gebleken dat eiser nergens anders terecht kan voor hulp. …

Nu de rechtbank eerder heeft overwogen dat verweerder zich niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat het niet geloofwaardig is dat de aangiftes van eiser niet in behandeling zijn genomen, staat naar het oordeel van de rechtbank niet vast dat de Colombiaanse autoriteiten eiser bescherming willen of kunnen bieden tegen de mishandelingen en bedreigingen door zijn oom en dient verweerder nader te motiveren waarom eiser bij terugkeer geen risico op ernstige schade loopt. Het beroep is gegrond 

Rb Amsterdam NL23.30943, 13.6.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:19275

Pagina's