Nieuws

Informatiebericht 2025/44: Betrekken financiële gevolgen intrekken terugwerkende kracht

Op 16 juli 2025 heeft de Afdeling een uitspraak gedaan over het evenredigheidsbeginsel bij een intrekking met terugwerkende kracht. 
Op dit moment wordt de uitspraak nader bestudeerd. Als voorlopige werkwijze kan worden gehanteerd dat indien de vreemdeling de onevenredige financiële consequenties van de terubetalingsverplichting zelf niet heeft ingebracht of onderbouwd, de intrekking met terugwerkende kracht kan worden doorgezet.

https://puc.overheid.nl/ind/doc/PUC_1383635_1/1/, 1.8.25

Rb: discriminatie en 3EVRM-risico minderjarige uit minderheidsclan Somalië

De rechtbank is van oordeel dat de minister niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat de door eiser ondervonden problemen geen discriminatie in de zin van het Vluchtelingenverdrag oplevert. De rechtbank is ook van oordeel dat de minister de problemen die eiser van de kant van medeburgers/familieleden heeft ondervonden onvoldoende heeft betrokken bij beantwoording van de vraag of sprake is van vervolging. Verder ontbreek in het bestreden besluit in het kader van de vraag of sprake is van discriminatie in de zin van het Vluchtelingenverdrag, een kenbare en concrete afweging van de belangen van eiser als minderjarige. Eiser heeft er in dit verband terecht op gewezen dat de drempel voor het aannemen van daden van vervolging voor kinderen lager ligt dan bij volwassenen omdat bij kinderen een hogere beschermingsnood is door de hogere mate van kwetsbaarheid. Bij de individuele beoordeling of er een redelijke mate van waarschijnlijkheid bestaat dat een kind te maken krijgt met vervolging in heel Somalië, met inbegrip van Zuid-Centraal Somalië, moet volgens de EUAA rekening worden gehouden met omstandigheden die dat risico beïnvloeden, zoals het gebied van herkomst, de gezinssituatie en de mate van hulp door een ondersteunings-/clannetwerk. In het geval van kinderen zonder ondersteunings-/clannetwerk zou er volgens de EUAA over het algemeen sprake zijn van gegronde vrees voor vervolging in heel Somalië, met inbegrip van Zuid-Centraal Somalië. De minister dient dus gemotiveerd mee te wegen dat eiser de discriminatie en mishandelingen heeft ondervonden in een periode dat hij minderjarig was, dat eiser destijds alleen met zijn moeder woonde, niet meer kan terugvallen op zijn inmiddels overleden opa, – inmiddels – geen contact meer heeft met zijn familie en geen clannetwerk heeft waar hij op terug kan vallen omdat hij tot de Midgan behoort. Dat heeft de minister niet gedaan.

Uit al het voorgaande volgt dat de minister zijn standpunt dat de door eiser ondervonden discriminatie niet als een daad van vervolging kan worden aangemerkt, ondeugdelijk heeft gemotiveerd….

De rechtbank stelt voorop dat de minister eisers verklaringen over zijn problemen in Somalië geloofwaardig acht. Uit eisers verklaringen volgt dat hij van jongs af aan – zolang hij zich kan herinneren –tot aan zijn vertrek is mishandeld door zijn oom en tante. Eiser werd ook op school uitgescholden, geslagen en geschopt zowel door leerlingen als leraren en door mensen uit de omgeving.

Het standpunt van de minister dat niet vaststaat dat de problemen het gevolg zijn van het behoren tot een minderheidsclan valt niet te rijmen met het feit dat de minister geloofwaardig acht dat eiser problemen heeft ondervonden als gevolg van het huwelijk van zijn moeder met zijn vader, die behoort tot een minderheidsclan. De minister heeft tot slot niet kenbaar bij zijn besluitvorming betrokken dat de mishandelingen hebben plaatsgevonden in een periode dat eiser minderjarig was.

Al het voorgaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat de minister zijn standpunt dat de door eiser ondervonden problemen niet de ondergrens van zwaarwegendheid raken ondeugdelijk heeft gemotiveerd….

Rb Utrecht NL24.46698, 23.9.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:17565

RvS: UNRWA-bijstand tot kort voor vertrek naar EU, ondanks latere asielaanvraag

De vreemdeling grieft dat het voor Palestijnen onmogelijk is zich nog te wenden tot de UNRWA in Libanon.

Uit vaste Afdelingsjurisprudentie volgt dat voor de uitsluitingsgrond niet zozeer bepalend is of iemand geregistreerd is bij de UNRWA, maar vooral of deze persoon kort vóór het indienen van het asielverzoek daadwerkelijk bijstand van de UNRWA heeft gekregen. …. Dat de vreemdeling zich niet tot UNRWA heeft gewend voor bescherming tegen Hezbollah doet hieraan niet af, omdat de UNRWA niet alleen zorgt voor bescherming van Palestijnse vluchtelingen, maar ook voor hun welzijn, ontwikkeling en basisbehoeften, waaronder onderdak. Dat de vreemdeling Libanon vrijwillig heeft verlaten voor een familiebezoek in Nederland en Denemarken en haar asielaanvraag pas een halfjaar na vertrek uit Libanon heeft ingediend, betekent niet dat zij niet kort vóór het indienen van de asielaanvraag daadwerkelijk bijstand van de UNRWA heeft ontvangen of dat zij zich langdurig buiten het UNRWA-werkgebied heeft gevestigd.

Hoger beroep tegen Rb Middelburg NL23.16778, 27.11.23 gegrond. 
ABRvS 202307738/1, 24.9.25
ECLI:NL:RVS:2025:4512

Rb: mogelijk 15c Burkina Faso

In artikel 15c Kwalificatierichtlijn staat dat ernstige schade, die aanleiding geeft om een asielvergunning te verlenen, kan bestaan uit willekeurig geweld in het kader van een gewapend conflict. Het Europese Hof heeft uiteengezet dat willekeurig geweld verschillende gradaties heeft. In de hoogste gradatie is de mate van willekeurig geweld zodanig dat iemand door zijn enkele aanwezigheid in het gebied al een reëel risico loopt op ernstige schade.

Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat deze hoogste gradatie zich niet voordoet in de regio van het dorp waar de door eiser benoemde aanslag heeft plaatsgevonden. Daarbij heeft verweerder (in een bijlage uit een andere zaak) verwezen naar informatie uit 2024. Eiser wijst er terecht op dat hij zich heeft beroepen op recentere landeninformatie uit 2025. Verweerder heeft dan ook met de gegeven motivering niet kunnen stellen dat eiser niet in aanmerking komt voor een asielvergunning vanwege de algemene veiligheidssituatie.

Rb Middelburg NL25.13050, 15.9.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:17080

RvS: onterecht ingetrokken NL-erschap Rwandees, in 1997 status ivm genocide

Appellant is geboren in 1949 in Rwanda. In 1997 is hij Nederland ingereisd. Hij kreeg een asielvergunning en in 2003 het Nederlanderschap. De minister heeft het Nederlanderschap in 2013 ingetrokken, omdat hij in de toelatings- en naturalisatieprocedure heeft gezwegen over zijn rol bij de genocide in Rwanda in 1994. Volgens de minister wist hij of kon hij in ieder geval redelijkerwijs vermoeden dat die informatie relevant was voor de beoordeling van zijn verzoek om verlening van het Nederlanderschap….

De Afdeling komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de staatssecretaris (nu: de minister van Justitie en Veiligheid) niet heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast. De Afdeling is net als de rechtbank van oordeel dat er voldoende aanknopingspunten zijn om te twijfelen aan de juistheid van de conclusies in het individueel ambtsbericht uit 2016 die de minister aan het besluit ten grondslag heeft gelegd. Deze aanknopingspunten bestaan voor een deel uit tekortkomingen in de totstandkoming van de individuele ambtsberichten. Daarnaast zitten er onjuistheden in de verschillende onderdelen van het inhoudelijke standpunt van de minister. Dit betekent dat de minister dit besluit niet zonder nader onderzoek op deze ambtsberichten mocht baseren.

Het hoger beroep van de minister tegen Rb Arnhem 20/4676, 17.7.23 is daarom ongegrond. Het door appellant ingestelde voorwaardelijk incidenteel hoger beroep is daarmee vervallen.
RvS 202305493/1/V6, 24.9.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2025:4533

RvS: verlenging overdrachtstermijn ook bij onderduiken voordat overdracht mogelijk is

De rechtbank heeft overwogen dat de minister de overdrachtstermijn ten onrechte heeft verlengd. Er was namelijk nog geen overdracht gepland en een overdracht was ten tijde van het verlengingsbesluit ook niet mogelijk vanwege de lopende beroepsprocedure. Daardoor kan ook geen sprake zijn geweest van frustreren van de overdracht door onderduiken, aldus de rechtbank.

De Afdeling heeft eerder overwogen dat van onderduiken sprake is wanneer een vreemdeling doelbewust ervoor zorgt dat hij buiten het bereik blijft van de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de overdracht, om deze overdracht te voorkomen. …

In aanvulling op het voorgaande overweegt de Afdeling ter verduidelijking dat, anders dan de rechtbank heeft overwogen, van onderduiken ook sprake kan zijn als er nog geen overdracht is gepland of als nog geen mogelijkheid bestaat om over te gaan tot overdracht. De minister wijst er terecht op dat zij veel voorbereidingshandelingen treft alvorens zij een concrete overdrachtsdatum vaststelt en een vlucht of ander vervoer boekt. …. Een andere uitleg zou bovendien betekenen dat de minister eerst een vlucht of ander vervoer moet boeken voor een vreemdeling die wellicht al geruime tijd ondergedoken is, of de uitspraak op een verzoek om voorlopige voorziening moet afwachten, alvorens zij de overdrachtstermijn kan verlengen. Dat zou afbreuk doen aan het nuttig effect van de Dublinverordening. …. Vergelijk het arrest van het Hof van Justitie van 19 maart 2019, Jawo.

Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de minister de overdrachtstermijn onder deze omstandigheden rechtmatig heeft verlengd.

De grief tegen Rb Roermond NL24.31587, 4.10.24 slaagt.
RvS 202406675/1/V2, 10.9.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2025:4498

HvJ EU: non-refoulementscheck verplicht bij oud niet-betwist terugkeerbesluit

De vreemdeling is niet tegen de uitvaardiging van het terugkeerbesluit, dat is opgelegd bij de buitenbehandelingstelling van zijn asielaanvraag, in beroep gegaan. Hij heeft een opvolgende aanvraag ingediend, die hij later heeft ingetrokken. Door de intrekking is het oorspronkelijke terugkeerbesluit van rechtswege opnieuw in werking getreden zonder dat de rechtmatigheid van het terugkeerbesluit is getoetst door de rechter.  Op 6 mei 2025 heeft de rechtbank prejudiciële vragen gesteld aan het Hof.

Het Hof overweegt als volgt. Wanneer er zwaarwegende en op feiten berustende redenen zijn om aan te nemen dat een illegaal verblijvende derdelander in het land van bestemming zal worden blootgesteld aan een reëel risico op behandelingen die door het Handvest worden verboden, kan tegen die derdelander geen verwijderingsmaatregel worden uitgevaardigd zolang de risico duurt. Hetzelfde geldt voor een vreemdeling tegen wie een terugkeerbesluit is uitgevaardigd, dat deze niet heeft betwist en dat dus niet definitief is geworden. Gelet op het belang van het recht op vrijheid en de ernst van de inmenging in dat recht, moet worden geoordeeld dat artikelen 5 en 15 Terugkeerrichtlijn, in samenhang met artikelen 6, 19 lid 2 en 47 van het Handvest, aldus moeten worden uitgelegd dat de rechterlijke autoriteit die toezicht houdt op de inbewaringstelling of de voortzetting van de bewaring van een illegaal verblijvende derdelander, zich er zo nodig ambtshalve van moet vergewissen dat het beginsel van non-refoulement zich niet verzet tegen de verwijdering van die derdelander. Van de vreemdeling kan dus niet worden verlangd dat hij een asielverzoek indient teneinde de eerbiediging van het refoulementbeginsel te kunnen doen gelden.  

Ten aanzien van de tweede vraag, wordt geoordeeld dat artikel 5 en 15 Terugkeerrichtlijn, in samenhang met artikelen 6, 7, 24 lid 2 en 47 van het Handvest, aldus moet worden uitgelegd dat een nationale rechter die de rechtmatigheid toetst van de inbewaringstelling van een illegaal verblijvende derdelander met het oog op diens verwijdering ter uitvoering van een definitief terugkeerbesluit, verplicht is om zich – zo nodig ambtshalve – na te gaan of het belang van het kind en gezinsleven zich verzetten tegen die verwijdering.

HvJEU C-313/25 (Adrar), 4.9.25
ECLI:EU:C:2025:647
https://curia.europa.eu/juris/liste.jsf?num=C-313/25

Rb: zorg na niertransplantatie beschikbaar in Nigeria

Eiseres heeft een niertransplantatie gehad, waarbij sprake is van een langzaam afnemende functie van het transplantaat. De verwachting is dat eiseres op enig moment weer dialyse nodig heeft. In december 2023 was tijdelijke opname op de intensive care nodig, omdat sprake was van diverse ontstekingen en ontregeling van de bloedsuikerhuishouding waarvoor insulinebehandeling noodzakelijk was. Deze behandeling is op initiatief van eiseres weer beëindigd. Tijdens de opname heeft eiseres een trombose ontwikkeld. Eiseres wordt nu door een internist-nefroloog behandeld voor metabole complicaties, met suppletie van elektrolyten en remming van de achteruitgang van het transplantaat. Uitblijven van de behandeling zal naar verwachting leiden tot een medische noodsituatie op korte termijn, omdat er complicaties zullen ontstaan. Op basis van de beschikbare informatie over Nigeria, heeft het BMA geconcludeerd dat de medische behandeling daar aanwezig is….

De rechtbank is van oordeel dat eiseres onvoldoende heeft onderbouwd dat de voor haar noodzakelijke medische behandeling en medicatie in Nigeria niet feitelijk toegankelijk is. …. Eiseres heeft zelf een stuk overgelegd van een ziekenhuis in Lagos waaruit volgt dat behandeling door een nefroloog daar mogelijk is. Verder heeft eiseres niet met stukken onderbouwd dat zij geen inkomen of eigen vermogen heeft. De rechtbank volgt niet dat het voor haar onmogelijk is om aan te tonen dat zij dit niet heeft.

Uit het voorgaande, in samenhang bezien, volgt dat de minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de noodzakelijke medische behandeling in Nigeria aanwezig is en dat deze feitelijk toegankelijk is voor eiseres. De beroepsgrond slaagt daarom niet.

Rb Groningen NL25.17224, 12.9.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:16895

RvS: verblijf bij NLs stiefkind alleen bij bijzondere omstandigheden

Betrokkene heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Hij beoogt verblijf bij zijn Nederlandse stiefdochter op grond van Chavez. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, onder andere omdat de minister ten onrechte bijzondere omstandigheden vereist om de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM in het voordeel van betrokkene te laten uitvallen.

De minister komt hier in haar enige grief terecht tegen op. Betrokkene is het gezinsleven aangegaan tijdens zijn illegale verblijf in Nederland. Uit rechtspraak van het EHRM volgt inderdaad dat de minister in een dergelijk geval bijzondere omstandigheden mag vereisen om de belangenafweging in het voordeel van betrokkene te laten uitvallen. De minister verwijst daarbij terecht naar Werkinstructie 2020/16.

Uit het vorenstaande volgt dat de grief van de minister slaagt. Dit betekent dat zij bij een nieuw besluit op het door betrokkene gemaakte bezwaar in het kader van artikel 8 van het EVRM wel bijzondere omstandigheden mag vereisen om de belangenafweging in het voordeel van betrokkene te laten uitvallen.

RvS 202403215/1/V2, 29.8.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2025:4159

MvA&M: geen risicoprofiel Syrische christenen

Uit het ambtsbericht is voor het kabinet niet gebleken dat de christelijke gemeenschap als groep in algemene zin een bepaalde mate van risico loopt in Syrië. Gedurende de verslagperiode waren kerken geopend en konden de christelijke feestdagen worden gevierd.

Dat wil niet zeggen dat de aanslag niet verontrustend en bijzonder droevig is. Bij het aanwijzen van een risicoprofiel in het landgebonden asielbeleid, gaat het echter onder andere om de vraag of het een meer structurele en minder incidentele wijze betreft waarop een groep in de negatieve aandacht staat van actoren tegen wie geen bescherming door de eigen autoriteiten kan worden geboden. Het ambtsbericht geeft geen aanleiding om voor christenen tot die conclusie over te gaan.

Een aanvraag van een Syrische christen zal altijd individueel beoordeeld worden. Het is daarom niet zo dat Syrische christenen überhaupt niet in aanmerking kunnen komen voor internationale bescherming.

https://open.overheid.nl/documenten/128a914a-983b-4d48-8c2c-344bdefe3746/file, 4.9.25

Pagina's