Nieuws

Rb: onvoldoende onderbouwing voor arbeidscontrole Braziliaanse Uber-rijders

De rechtbank stelt vast dat onvoldoende duidelijk uit de processen-verbaal blijkt dat sprake is van het aanwenden van bevoegdheden op grond van de Wav en kwalificeert de aanhouding en ophouding daarom als het hebben aangewend van vreemdelingrechtelijke bevoegdheden. Eiser heeft terecht aangegeven dat er uit het dossier niet kan worden afgeleid dat sprake is geweest van een redelijk vermoeden van illegaal verblijf. De rechtbank overweegt dat het op de openbare weg fietsen op een fiets waarop een tas met het logo van Uber is bevestigd hiertoe onvoldoende is. Het proces-verbaal van staandehouding vermeldt geen andere feiten en omstandigheden waarbij de rechtbank opmerkt dat de vermelding dat ambtshalve bekend zou zijn dat bij het bedrijf Uber vreemdelingen van Braziliaanse afkomst werken en deze vreemdelingen veelal geen verblijfsrechtelijke status hier ten lande hebben niet is geconcretiseerd of nader is toegelicht.

De rechtbank concludeert dat uit de verslaglegging in de processen-verbaal niet kan worden afgeleid dat eiser is staandegehouden op grond van de Wav. De rechtbank kwalificeert de aanhouding daarom als vreemdelingrechtelijk.

Het voorgaande betekent dat de rechtbank moet beoordelen of er sprake is geweest van een redelijk vermoeden van illegaal verblijf en dit als grondslag heeft kunnen dienen voor de aangewende bevoegdheden. Ook dit kan niet worden vastgesteld op grond van het dossier. De rechtbank stelt derhalve vast dat eiser onrechtmatig is staandegehouden en dit de daaropvolgende ophouding ook onrechtmatig heeft gemaakt. Het beroep is dus gegrond.

Rb Roermond NL24.14073, 22.4.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:6145

Rb: veiligheidssituatie Nigeria mag in BIC rapport meegewogen worden

De rechtbank overweegt dat in het BIC-rapport wordt ingegaan op de problemen waar de kinderen naar verwachting bij gedwongen vertrek naar Nigeria tegenaan lopen. In dat kader wordt ook stilgestaan bij de veiligheidssituatie en het onderwijsniveau in Nigeria, waarbij wordt verwezen naar (openbare) bronnen. Verweerder dient die omstandigheden in de belangenafweging te betrekken. Dat heeft verweerder onvoldoende gedaan en in zoverre is sprake van een gebrek. Verweerder kan daar niet aan voorbijgaan met de enkele stelling dat hij de opstellers van het rapport op die vlakken niet als deskundig beschouwt.

In het verweerschrift heeft verweerder de motivering voor wat betreft de onderwijssituatie naar het oordeel van de rechtbank overigens voldoende aangevuld.

Dat geldt echter niet voor wat betreft de algemene veiligheidssituatie in Nigeria. ...  Het in het verweerschrift door verweerder ingenomen standpunt dat de algemene veiligheidssituatie in Nigeria bij de belangenafweging op grond van artikel 8 van het EVRM geen rol heeft, volgt de rechtbank niet. Het belang van eiseres om in Nederland te blijven en het privéleven hier uit te oefenen wordt immers groter naarmate de veiligheidssituatie in het land van herkomst precairder is vergeleken met de veiligheidssituatie in Nederland. Dat is een aspect dat verweerder moet betrekken en dat is onvoldoende kenbaar gebeurd.

Het bestreden besluit kan daarom niet in stand blijven. De rechtbank verklaart het beroep gegrond.
Rb Amsterdam NL23.7001 en 23.7002, 5.2.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:6595

SvJ&V: criteria voor wedertoelating Surinaamse oud-Nederlanders

Men moet geboren zijn in het Nederlands deel van het Koninkrijk of men is een meerderjarige, buiten Nederland geboren oud-Nederlander, voor zover deze in een ander land woont dan waarvan hij onderdaan is en die naar het oordeel van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bijzondere banden heeft met Nederland. Voor diegenen die als oud-Nederlander buiten het grondgebied in Europa zijn geboren, geldt dat zij voor wedertoelating een beroep kunnen doen op bijzondere banden met Nederland.

De criteria om bijzondere banden aan te nemen zijn echter strikt (de vreemdeling heeft als Nederlander in Europees of Caribisch Nederland of op Aruba, Sint-Maarten of Curacao minstens de helft van het basisonderwijs gevolgd; de vreemdeling heeft gedurende zijn minderjarigheid een opleiding gevolgd, die meer dan in die tijd gebruikelijk was, op Nederland zelf was gericht; of er is sprake van bijvoorbeeld een opvoeding, maatschappelijke positie en/of dienstbetrekking die op Nederland gericht is (bijvoorbeeld als ambtenaar in Nederlandse dienst of als KNIL-militair met pensioen). Dit is echter niet limitatief. Op voorhand wil ik wel benadrukken dat een jarenlang verblijf zonder verblijfsvergunning in Nederland geen bijzondere banden met Nederland heeft doen ontstaan.

Samen met de gemeente Amsterdam en enkele maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor deze groep, is door ambtenaren van het Ministerie van JenV naar verschillende opties gekeken voor deze groep. Daarbij is gekeken of er bestaande verblijfsregelingen zijn waar zij voor in aanmerking komen en is de mogelijkheid onderzocht om tot een afgebakende en eenmalige regeling voor deze groep te komen, waarmee aan de hand van vastgestelde criteria getoetst zou kunnen worden of in betreffende gevallen alsnog rechtmatig verblijf verleend kon worden. Gedurende deze verkenning viel het kabinet. De keuze voor nieuw beleid is – gezien de demissionaire status – daarmee aan een volgend kabinet.

antwoord kamervraag 1642, 30.4.24
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20232024-1642.html

Rb: teveel onzekerheid over beschikbaarheid medicijn nazorg niertransplantatie Armenië

Tussen partijen is niet in geschil dat het achterwege blijven van de medische behandeling van eiseres op korte termijn zal kunnen leiden tot een medische noodsituatie. Het geschil tussen partijen heeft betrekking op de vraag of mag worden uitgegaan van de aanwezigheid en toegankelijkheid in Armenië van de voor eiseres noodzakelijke medische zorg in de vorm van het medicijn Tacrolimus.

Uit de BMA-adviezen die zijn uitgebracht komt het beeld naar voren van een zeer beperkte verkrijgbaarheid van Tacrolimus in Armenië. Uit de adviezen blijkt ook dat het moeilijk is om hierover werkelijk duidelijkheid te verkrijgen en dat, voor zover het middel inderdaad verkrijgbaar is of was, die situatie zeer instabiel is.

Om meer duidelijkheid te krijgen over de beschikbaarheid van Tacrolimus in Armenië heeft de rechtbank een deskundige benoemd die onderzoek heeft gedaan naar de beschikbaarheid van deze medicatie in Armenië. De rechtbank verwerpt het standpunt van verweerder dat deze deskundige niet de expertise heeft om dit onderzoek te doen. ... Het deskundigenonderzoek heeft eruit bestaan dat de deskundige telefonisch en via Skype apotheken en groothandels in Armenië heeft benaderd en bevraagd, en dat een collega-apotheker in Armenië, op verzoek van de deskundige, ter plekke heeft geïnformeerd. ...

Resumerend is sprake van een BMA-advies met een dubbelzinnige beschrijving tegen een achtergrond waarin verweerder meermalen, naar aanleiding van het gemotiveerde, met stukken onderbouwde verweer van eiseres, heeft moeten terugkomen op zijn bevindingen, en een verklaring van een door de rechtbank benoemde deskundige die nadere vragen oproept bij de stelling van verweerder dat Tacrolimus voor eiseres beschikbaar en verkrijgbaar is in Arakbir. Gelet op de twijfel die hiermee is ontstaan wordt door verweerder niet voldaan aan de eisen die aan de besluitvorming worden gesteld.

Het beroep is reeds vanwege het bovenstaande gegrond.
Rb Groningen AWB 20/4680, 26.4.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:6318

Rb: ook Chavez-status mogelijk bij zorg voor stiefkinderen

Hoewel vaststaat dat eiser niet de wettelijke verantwoordelijkheid heeft, is wel voldoende aannemelijk gemaakt dat eiser deel uitmaakt van het gezin sinds het jongste kind drie jaar oud is en meer dan marginale zorg- en opvoedtaken op zich neemt. Verweerder heeft dit ook niet (meer) bestreden. Verder wordt in aanmerking genomen dat de verblijfplaats van de biologische vader onbekend is en dat hij geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor de opvoeding van en zorg voor zijn kind. Bovendien heeft de moeder het eenhoofdig gezag. Verder heeft verweerder niet bestreden dat eiser momenteel de financiële last draagt en dat hij een affectieve relatie heeft met zijn stiefdochter.

Gelet hierop heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat er geen sprake is van een afhankelijkheids-relatie en dat het vertrek van eiser geen risico oplevert voor het evenwicht van het kind, mede gelet op haar jonge leeftijd. Nu verweerder ook heeft aangenomen dat eiser meer dan marginale zorg- en opvoedingstaken verricht, moet eerder worden aangenomen dat sprake is van een afhankelijkheidsverhouding, als bedoeld in het arrest Chavez-Vilchez.

Rb Middelburg NL24.1743, 26.4.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:6621

SvJ&V: nieuw beleid Syrie

Op basis van beoordeling volgt dat in geen provincie sprake is van een zogeheten 15c risico. Voorts wordt in het beleid opgenomen dat voor de provincies Idlib, Aleppo, Daraa, Deir Ez-Zour, Raqqa en Hasaka sprake is van een hoge mate van willekeurig geweld waarbij de individuele situatie en persoonlijke omstandigheden ervoor kunnen zorgen dat een reëel risico op ernstige schade onder artikel 15c aangenomen wordt. Voor de (overige) provincies, te weten Damascus (stad), Damascus (rif/provincie), Latakia, Tartous, Homs, Hama, Quneitra en Suweida wordt aangenomen dat de ondergrens om toepassing te kunnen geven aan de glijdende schaal van artikel 15c niet wordt gehaald.

Op basis van de algehele veiligheidssituatie (met name wat betreft het geweld) in de genoemde gebieden loopt een vreemdeling uit Syrië die vanuit het buitenland terugkeert naar Syrië niet (langer) enkel vanwege die omstandigheid een reëel risico op ernstige schade. Uit het ambtsbericht blijkt dat een risico op mensenrechtenschendingen zich reeds voordoet bij de feitelijke terugkeer in het land. Het huidige uitgangspunt van een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer blijft daarom van kracht, inclusief de eerdere uitzonderingen hierop. Dit betreffen de situaties wanneer de vreemdeling een actieve aanhanger van het regime is of uit de individuele feiten en omstandigheden, zoals eerdere terugkeer naar Syrië, is gebleken dat de vreemdeling bij terugkeer naar Syrië geen risico (meer) loopt op ernstige schade.

Personen die voor vertrek uit Syrië directe en significante kritiek in het openbaar leverden op de Syrische autoriteiten, dan wel de plaatselijke machthebbers en waarvan aannemelijk is dat zij thans in de negatieve belangstelling staan van deze machthebbers worden aangemerkt als risicogroep. Ook wordt een risicogroep in het beleid opgenomen voor lhbti personen.

kamerstuk 19637-3245, 25.4.24
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-19637-3245.html

RvS: risico bij gevangenisstraf Oeganda

De vreemdeling voert terecht aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de staatssecretaris niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat zij geen reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM bij terugkeer naar Oeganda. De staatssecretaris heeft aangenomen dat zij wellicht of zelfs waarschijnlijk nog een straf moet uitzitten. Verder wijst de vreemdeling erop dat zij tijdens haar voorarrest in ‘Kigo Prison’ is mishandeld. De staatssecretaris heeft dat in zijn besluitvorming en nadere schriftelijke inlichtingen ook aangenomen.

Daarnaast heeft de staatssecretaris naar aanleiding van door de vreemdeling overgelegde informatie over slechte leefomstandigheden en lichamelijk en psychisch geweld in Oegandese gevangenissen in het aanvullend voornemen aangenomen dat de situatie in die gevangenissen slecht is. De staatssecretaris moet deze omstandigheden in samenhang betrekken in een op de toekomst gerichte beoordeling van een reëel risico op ernstige schade. Dat heeft hij niet gedaan, want hij heeft in de kern volstaan met het standpunt dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in het verleden ernstig is mishandeld of gemarteld. Met dat standpunt is de staatssecretaris er verder aan voorbijgegaan dat het begrip ernstige mishandeling of marteling zich in betekenis onderscheidt van het begrip reëel risico op ernstige schade. Als een vreemdeling geen ernstige mishandeling of marteling aannemelijk heeft gemaakt, betekent dit niet automatisch dat die vreemdeling geen reëel risico op ernstige schade aannemelijk heeft gemaakt.

Hoger beroep tegen Rb Amsterdam NL21.8416, 7.10.21, gegrond
RvS 202106502/1/V1, 29.4.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2024:1768

WBV 2024/9: asielbeleid t.a.v. Jemen

Er hebben een tweetal inhoudelijke wijzigingen plaatsgevonden. 

  • de risicogroepen zijn uitgebreid met: journalisten, activisten en personen die actief zijn in de politiek en daarbij significante kritiek uiten op de autoriteiten en de groep alleenstaande vrouwen en vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt te vrezen voor gendergerelateerd geweld. Voor beide groepen is de situatie in Jemen verslechterd. 
  • Er wordt een lagere gradatie van art. 15c aangenomen. Bij deze lagere gradatie dient een vreemdeling aannemelijk te maken dat zijn individuele situatie en persoonlijke omstandigheden in combinatie met de intensiteit van willekeurig geweld in Jemen zorgt voor een reëel risico op ernstige schade vanwege dit willekeurige geweld en waarom hij hierop een verhoogd risico loopt ten opzichte van andere burgers.

WBV 2024/9, 22.4.24 in Staatscourant 2024, 13067, 24.4.24
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-13067.html

RvS: geen onzekere tijdelijke situatie Gaza

De staatssecretaris heeft ondeugdelijk gemotiveerd of in Gaza op 19 december 2023 sprake was van een onzekere situatie die naar verwachting tijdelijk is. Om deze reden is het besluit tot het instellen van een besluitmoratorium ondeugdelijk gemotiveerd.

Het betoog slaagt.
RvS 202400561/1/V2, 24.4.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2024:1663

Rb: Armenië veilig voor Armeense gehuwd met Turk

Naar het oordeel van de rechtbank stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat eiseres niet aannemelijk gemaakt heeft dat zij behoort tot een risicogroep, waardoor Armenië voor haar geen veilig land van herkomst is. Uit de door eiser naar voren gebrachte documenten blijkt dat de verhouding tussen Turkije en Armenië gespannen is naar aanleiding van het conflict rondom Nagorno Karabach. Echter blijkt nergens uit de door eiser aangehaalde informatie dat deze oorlog effect heeft op de positie van Turken in Armenië. Dat Turken vertrokken zijn uit Armenië of dat er weinig Turken gevestigd zijn kan allerlei oorzaken hebben. Haar eigen ervaringen leiden ook niet tot de conclusie dat Armenië voor haar geen veilig land van herkomst is, te meer omdat zij niet geprobeerd heeft om bescherming te krijgen.

De staatssecretaris heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat uit de verklaringen van eiseres niet is gebleken dat zij naar de Armeense politie is gegaan voor bescherming, met uitzondering van één keer na het laatste incident. De politie zou haar aangifte niet in behandeling hebben genomen. De staatssecretaris gaat er terecht van uit dat van eisers verwacht mag worden dat zij een klacht indient tegen de politie in Armenië indien zij van mening is dat de politie haar niet wil helpen. Eiseres heeft verklaard dat zij dit bewust niet heeft gedaan. De stelling dat zij na de reactie van de politie dacht dat dit geen zin meer had doet er niet aan af dat dit wel van haar verwacht mocht worden. Eiseres heeft daarnaast onvoldoende aanknopingspunten naar voren gebracht waardoor een onderzoek door de staatssecretaris geïndiceerd zou zijn.

Het betoog slaagt niet.
Rb Arnhem NL23.15859, 17.4.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:5890

Pagina's