Nieuws

IB 2024/26: Turkije geen veilig derde land, geen terugname

Uit verschillende bronnen is gebleken dat in het algemeen niet aannemelijk is dat afgewezen asielzoekers uit derde landen zullen worden (weder)toegelaten tot Turkije. Hierbij wordt onder meer verwezen naar de werkdocumenten van de Europese Commissie staat dat Turkije de bepalingen van het readmissie-akkoord tussen Turkije en de EU (nog) niet naleeft. Verder is van belang dat de TPR (Temporary Protection Regulation), waar o.a. Syriërs en staatloze Palestijnen uit Syrië onder vallen, de volgende gronden voor het stoppen van de tijdelijke bescherming benoemt: a. Leaves Turkey voluntarily; b. Avails him or herself of the protection of a third country; c. Is admitted to a third country on humanitarian grounds or for resettlement.

Gelet hierop zal Turkije in het algemeen niet als veilig derde land kunnen worden tegengeworpen en zal de asielaanvraag op deze grond niet als niet-ontvankelijk kunnen worden verklaard.

https://puc.overheid.nl/ind/doc/PUC_1333673_1/1/, 26.4.24

Rb: iMMO bewijst moeite om te verklaren over verkrachting

De vreemdeling legt aan zijn derde asielaanvraag ten grondslag dat hij problemen heeft ervaren door het zwanger maken van een meisje. De vreemdeling stelt bij een arrestatie te zijn mishandeld, gemarteld en geslagen, en bij een eerdere arrestatie verkracht. De staatssecretaris stelt dat er geen aanleiding is om de conclusie te herzien vanwege de eerdere aanvragen en verklaringen en omdat het iMMO rapport niet voldoende inzichtelijk is.

De rechtbank overweegt als volgt. In het iMMO rapport wordt geconcludeerd dat de vreemdeling zijn psychische problemen waarschijnlijk geïnterfereerd hebben met het vermogen compleet, consistent en coherent te verklaren. IMMO stelt dat die conclusie is voortgekomen uit de schaamte en schuldgevoelens van de vreemdeling rondom de gestelde verkrachting. .... Uit het iMMO rapport volgt dat de verklaringen over de littekens als ‘zeer consistent’ kunnen worden beoordeeld en dat er een samenhang is geconcludeerd tussen de fysieke en psychische bevindingen. Niet is gebleken dat de staatssecretaris ook de conclusie over de samenhang heeft beoordeeld. De staatssecretaris dient van de inhoud van de bevindingen van iMMO uit te gaan of een contra-expert in te schakelen om de bevindingen van iMMO te beoordelen.

Beroep gegrond.
Rb Zwolle, NL23.15760, 25.3.24

Rb: vergoeding iMMO onderzoek in hasa wanneer relevant voor uitkomst

De vreemdeling heeft in haar opvolgende aanvraag een iMMO-rapport overgelegd dat op eigen initiatief en kosten is opgesteld. Zij verzoekt een vergoeding voor de kosten van het onderzoek. De staatssecretaris heeft het verzoek afgewezen.

De rechtbank overweegt als volgt. De uitleg en toepassing IB 2023/12 betekent feitelijk dat er onderscheid wordt gemaakt tussen eerste en opvolgende aanvragen. Immers als de staatssecretaris geen iMMO-onderzoek nodig acht in de eerste aanvraag en de vreemdeling initieert op dat moment zelf ook geen onderzoek, dan komen de kosten voor een iMMO-onderzoek ook in een opvolgende procedure niet voor vergoeding in aanmerking omdat de vreemdeling het eerder had moeten aanvragen of overleggen.

De rechtbank overweegt dat, wanneer op eigen initiatief van de betrokkene een medisch onderzoek wordt gedaan, van belang is of het resultaat daarvan relevant is voor de inwilligbaarheid van de asielaanvraag. Nu het iMMO-rapport relevant is gebleken voor de inwilliging van de aanvraag, ligt daarin besloten dat de staatssecretaris ook de instelling van een medisch onderzoek relevant heeft geacht. Dit betekent dat het uit de openbare middelen moet worden bekostigd.

Beroep gegrond.
Rb Amsterdam, NL23.23931, 11.4.24

HvJ EU: geen procedure verplicht over toepassing discretionaire bevoegdheid in Dublinbesluit

De vreemdeling heeft verzocht om toepassing van art. 17(1) Dvo, maar de minister heeft dit geweigerd. De verwijzende rechter heeft prejudiciële vragen gesteld over de verplichting een daadwerkelijk rechtsmiddel te bieden indien wordt geweigerd art. 17(1) Dvo toe te passen en de mogelijke opschortende werking daarvan. 
Het Hof beantwoordt de vragen als volgt.

  1. de lidstaten zijn niet verplicht te voorzien in een daadwerkelijk rechtsmiddel tegen een besluit dat krachtens de discretionaire bepaling van art. 17(1) Dvo is vastgesteld. 
  2. Art. 47 Hv is niet van toepassing op een situatie waarin een persoon die om internationale bescherming verzoekt en ten aanzien van wie een overdrachtsbesluit is genomen. 

HvJEU C-359/22 (AHY t. Ierland), 18.4.24
ECLI:EU:C:2024:334
https://curia.europa.eu/juris/liste.jsf?num=C-359/22

Rb: niet naar Tsjechie, bescherming kind tegen mishandeling vader weegt zwaarder

Eiseres stelt dat zij en haar kinderen in Tsjechië door haar echtgenoot, vader van de kinderen, werden mishandeld. De kinderen hebben een tijdelijke verblijfsvergunning voor Tsjechië, maar eiseres niet. Wanneer zij terug zullen keren naar Tsjechië zal eiseres in een asielprocedure terecht komen. Haar kinderen, die nog wel een verblijfsvergunning hebben, zullen niet in de asielprocedure terecht komen. De kinderen gaan terug naar hun vader. Eiseres en haar kinderen zullen dus van elkaar gescheiden worden zodra ze Tsjechië binnenkomen. Wanneer eiseres geen verblijfsvergunning krijgt zal zij alleen, zonder kinderen, terug moeten keren naar Nigeria. De kinderen zullen weer door hun vader worden mishandeld. Daarbij wil de familie van haar echtgenoot dat hun dochter in Nigeria wordt besneden. Als eiseres er niet is voor haar kinderen zal haar echtgenoot dit laten gebeuren....

De staatssecretaris merkt terecht op dat hij op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan uit mag gaan dat de Tsjechische autoriteiten hun verplichtingen, om bij de toepassing van de Dublinverordening rekening te houden met de belangen van minderjarigen, zullen nakomen. De rechtbank is van oordeel dat dit niet zover gaat dat hij zonder nader onderzoek mag aannemen dat de Tsjechische autoriteiten met het instemmen van het verzoek hebben onderzocht of overname wel in het belang van de minderjarige kinderen is. Nu het aan de staatssecretaris is om te motiveren waarom het in het belang van de kinderen is dat eiseres, met haar minderjarige kinderen, wordt overgedragen aan Tsjechië, had het op de weg van de staatssecretaris gelegen om te onderzoeken of de kinderen bij overdracht naar Tsjechië in een situatie van mishandeling terecht zullen komen. ... Daarnaast had de staatssecretaris moeten onderzoeken of de kinderen bij overdracht naar Tsjechië inderdaad (direct) van hun moeder gescheiden worden en of zij in die situatie in de gelegenheid is om de mishandeling van haar kinderen bij de Tsjechische autoriteiten onder de aandacht te brengen en indien nodig, hen tegen hun vader te beschermen. De rechtbank wijst er in dit verband op dat de staatssecretaris ook het welzijn en de sociale ontwikkeling van de minderjarige alsmede de veiligheid en beveiligingsoverwegingen dient te betrekken bij de vraag of de minderjarigen samen van hun moeder naar Tsjechië kunnen worden overgedragen.

Het beroep is gegrond
Rb Groningen NL24.11832, 24.4.24
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:6146

EK: overleg ikv strafbaarstelling hulp

Tijdens het mondeling overleg op 26 maart 2024 hebben fracties kenbaar kunnen maken welk politiek belang zij hechten aan het voorstel voor de Facilitation Directive. Dit spitste zich toe op de vraag naar de eventuele mogelijkheid om explicieter duidelijk te maken – ook ter inkadering van het minimaal te handhaven rechtsstatelijk niveau alle lidstaten bij de implementatie – hoe humanitaire hulpverlening niet gerekend wordt tot de ‘hulpverlening bij’ illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf in de Unie die strafbaar gesteld moet worden op basis van de onderhavige richtlijn ter bestrijding van mensensmokkel.

Tijdens voormeld mondeling overleg is tot de volgende aanvullende specifieke informatieafspraken gekomen: de Kamer zal bij alle verslagen van de JBZ-Raad in detail geïnformeerd worden over (de voortgang van) de onderhandelingen, het krachtenveld en de actuele kabinetsinzet met betrekking tot het voorstel voor de Richtlijn, specifiek op de dimensie van humanitaire hulpverlening, ook wanneer deze in andere overleggremia dan de JBZ-Raad staat geagendeerd.

kamerstuk 36507-G, 16.4.24
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-36507-G.html

INLIA: aantal terugkeerders uit Gezinsdetentie en Gezinslocatie

Vanuit de Gesloten Gezinsvoorziening zijn in 2023 10 gezinnen, bestaande uit circa 40 personen, gedwongen uitgezet naar hun land van herkomst. Het ging hierbij om circa 10 personen uit Georgië, circa 10 personen uit Oost-Timor en circa 10 personen uit Tanzania. Tenslotte zijn er ook nog gezinnen uitgezet naar Armenië en Kosovo.

Vanuit de Gezinslocaties zijn 10 personen, onderdeel uitmakend van minder dan 5 gezinnen, zelfstandig teruggekeerd naar hun land van herkomst. Het ging hierbij in ieder geval om een Moldavisch en een Irakees gezin.

https://www.inlia.nl/nl/nieuws/1378/uitzettingen-van-gezinnen-met-kinderen-uit-gezinslocaties, 9.4.24

RvS: detentie kinderen mag, ook bij nieuw asielverzoek tijdens detentiegehoor

De eisers zijn een vader, moeder en drie minderjarige kinderen. Zij zijn in juni 2023 in het azc staandegehouden, in verband met een geplande uitzetting naar Nigeria.

De SvJ&V heeft een verzwaarde belangenafweging gemaakt t.a.v. de kinderen. SvJ&V heeft hierbij mogen betrekken dat het in het belang is van de kinderen om bij hun ouders te blijven. De SvJ&V heeft verder terecht van belang geacht dat de eisers nog nooit een verblijfstitel hebben gehad gedurende hun verblijf van drie en een half jaar in NL, en dat aan hen na ieder afwijzend besluit is medegedeeld dat zij uit NL moeten vertrekken. De SvJ&V heeft het gedrag van de ouders bij zijn beoordeling mogen betrekken, om te voorkomen dat de positie van de kinderen door de ouders wordt gebruikt voor een betere verblijfsrechtelijke status. Gelet op de geschikte voorzieningen in het detentiecentrum in Zeist is een langere duur niet in strijd met art. 3 EVRM. 
In de maatregelen van bewaring heeft de SvJ&V kenbaar een belangenafweging gemaakt m.b.t. de herhaalde asielaanvragen. Daarbij heeft de SvJ&V terecht van belang geacht dat de eisers pas tijdens het gehoor kenbaar hebben gemaakt dat zij asielaanvragen willen indienen. Aangenomen kan worden dat de eisers dit hebben gedaan om de uitzetting te frustreren. De SvJ&V heeft vervolgens voldoende gedaan om te voorkomen dat de bewaring onnodig lang heeft voortgeduurd.

Hoger beroep tegen Rb Utrecht NL23.18045, NL23.18040, NL23.18047, NL23.18048 en NL23.18049, 6.7.23, en NL23.19786, NL23.19824, NL23.19787, NL23.9788 en NL23.19791, 18.7.23 ongegrond.
ABRvS, 202304367/1/V3, 202304709/1/V3, 26.3.24
ECLI:NL:RVS:2024:1217

WI 2024/2: art64

Deze Werkinstructie is een handleiding voor de toets van artikel 64 Vreemdelingenwet 2000. Deze instructie bevatte al de wijzigingen in het beleid van WBV 2022/8 over de toegankelijkheid en WBV 2022/23 over het vervallen van de DT&V toets. Deze instructie is nu ook geactualiseerd naar aanleiding van WBV 2023/16 over de definitie van de medische noodsituatie.

WI 2024/2, 8.4.24
https://puc.overheid.nl/ind/doc/PUC_1332111_1/1/

RvS: kinderen naar moeder in NL - moeder kan niet naar Nigeria vanwege belang kind in NL

De staatssecretaris is er van uitgegaan dat er geen belemmering is voor de moeder (referent) om naar Nigeria te verhuizen. De staatssecretaris is er daarbij echter ten onrechte aan voorbijgegaan dat de eveneens met het ouderlijk gezag beklede vader van een van haar in Nederland wonende kinderen weigert om toestemming te verlenen voor een verhuizing van dat kind naar Nigeria, waardoor het de referent daarom niet zonder meer vrijstaat dat kind mee te nemen naar Nigeria. Ook heeft de staatssecretaris ten onrechte geen gewicht toegekend aan de omstandigheid dat het, gelet op hun verblijfsduur, leeftijd, schoolbezoek en hechting aan Nederland, hoogstwaarschijnlijk niet in het belang van haar in Nederland wonende kinderen zal zijn om met hun moeder naar Nigeria te moeten verhuizen. Aldus heeft de staatssecretaris ondeugdelijk gemotiveerd dat en waarom er geen sprake is van onoverkomelijke of grote obstakels die in de weg staan aan het vertrek van referent naar Nigeria (vergelijk ook het arrest van het EHRM van 9 juli 2021, M.A. tegen Denemarken).

Dit betekent dat de staatssecretaris alsnog op grond van 8EVRM een hernieuwde belangenafweging moet maken waarbij hij het belang van de Nederlandse Staat afweegt tegen het belang van de betrokken vreemdelingen.

Het hoger beroep tegen Rb Amsterdam 21/5325, 6.4.21 is ongegrond.
RvS 202202737/1/V1, 18.4.24
ECLI:NL:RVS:2024:1636

Pagina's