Nieuws

Rb: terugsturen zwakbegaafde statushouder Italië is mogelijk schending non-refoulement

Verzoeker is een 30-jarige man die volgens de verklaring die zijn zus bij de aanvraag heeft gevoegd niet zelfstandig in staat is om zijn tanden te poetsen, zich te wassen, zijn medicatie in te nemen en naar afspraken te gaan. Verzoeker heeft zich suïcidaal geuit in verband met een mogelijk vertrek naar Italië. Verzoeker heeft verklaard in Italië te zijn opgenomen en na die opname op straat te zijn beland en omdat hij zich in Italië niet kon handhaven daarom door zijn zus naar Nederland te zijn gehaald.

Verweerder wéét dat statushouders in Italië buitengewoon veel moeite hebben om zich staande te houden en hun rechten te effectueren. Verweerder stelt zich in dit kader echter eenvoudig op het standpunt dat de zorg die de zus biedt en de zorg die verzoeker in andere lidstaten en zijn land van herkomst heeft gehad niet is onderbouwd. … De voorzieningenrechter overweegt dat dit -in deze concrete procedure- niet verenigbaar is met het openbaar verkondigen dat door verweerder altijd wordt gezocht naar het bieden van maatwerk. … De voorzieningenrechter geeft verweerder hierbij mee om zich alsnog nader te vergewissen of verweerder daadwerkelijk voornemens is, gelet op alle informatie die zich reeds in het dossier bevindt, om verzoeker te verwijderen terwijl hij, volgens verzoeker en zijn zus, niet in staat is tot basale zelfzorg.

De voorzieningenrechter ziet aanleiding om nader onderzoek te doen naar de actuele gezondheidssituatie van verzoeker.

Rb Roermond NL25.50463, 1.12.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:22681

Rb: afhankelijkheid zwakbgaafde Bulgaarse man van schizofrene moeder met status in NL

Eiser is op 18-jarige leeftijd samen met zijn moeder naar Nederland gekomen. Zowel moeder als eiser kampen met verschillende psychische en medische klachten. Bij eiser is het syndroom van Asperger, een obsessieve-compulsieve stoornis en een IQ van 68-75 (wat overeenkomt met een licht verstandelijke beperking of zwakbegaafdheid) vastgesteld. Eiser heeft daarnaast maag- en darmklachten en heeft een gastro-intestinale bloeding gehad. Eisers moeder lijdt aan schizofrenie en is in Nederland behandeld aan kanker. Zij heeft een verblijfsvergunning en woont in een beschermde opvanglocatie. Eiser bezoekt haar dagelijks van 10:00 uur tot 22:00 uur. Uit het dossier volgt dat eiser in het verleden af en toe in de Winteropvang of Nachtopvang heeft verbleven. Eiser is tweemaal eerder uitgezet naar Bulgarije. Vervolgens is hij na enkele weken per bus teruggekomen naar Nederland om weer bij zijn moeder te zijn. Door het UWV is vastgesteld dat eiser geen arbeidsvermogen heeft….

Uit rechtspraak van het EHRM volgt dat bij relaties tussen meerderjarige kinderen en hun ouders voor het aannemen van beschermenswaardig familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM, sprake moet zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (‘more than the normal emotional ties’). … Naar het oordeel van de rechtbank komt uit de stukken naar voren dat eiser zijn moeder nodig heeft om te functioneren. Zo gaat zij met hem mee naar afspraken en helpt zij hem met sociale contacten. …. In eisers behandelplan wordt door de behandelaars, waaronder een psychiater, de relatie tussen eiser en zijn moeder als ‘symbiotische relatie’ omschreven. In het verzekeringskundige rapport is door de arts onder het kopje ‘ervaring belemmeringen’ genoteerd dat eiser afhankelijk is van zijn moeder. In de rapportage is verder te lezen dat eiser heeft aangegeven enkel te kunnen werken en contact te leggen met hulp van zijn moeder. De arbeidsdeskundige schrijft dat eiser niet in staat is om zich op een sociaal geaccepteerde wijze te gedragen in een arbeidsorganisatie en dat hij op meerdere vlakken ondersteuning van zijn moeder nodig heeft.

Eisers moeder heeft op haar beurt eiser weer nodig als mantelzorger, zo volgt uit het dossier. Naast het feit dat eiser een OV-vergoeding krijgt als mantelzorger van zijn moeder, bevestigt de huisarts ook dat eiser haar mantelzorger is. Eiser heeft verklaard dat hij haar helpt met de inname van medicatie, huishoudelijke taken en verzorging. Het standpunt van de minister dat eiser niet heeft aangetoond dat hij en zijn moeder expliciet afhankelijk zijn van elkaars hulp en dat zij bovendien ieder afzonderlijk zonder hulp niet zelfstandig kunnen functioneren, is dan ook onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank is van oordeel dat juist uit het dossier blijkt dat eiser en zijn moeder wederzijds van elkaar afhankelijk zijn en dat er sprake is van een bijzondere band en dus ook sprake is van familieleven tussen eiser en zijn moeder.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond is omdat de minister ten onrechte geen beschermenswaardig familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM heeft aangenomen tussen eiser en zijn moeder.

Het beroep is gegrond.
Rb amsterdam NL24.28564 en NL24.28565, 28.11.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:23009

Rb: Somalische documenten hebben beperkte bewijskracht en mogen niet geëist worden

Verweerder heeft in het bestreden besluit onder verwijzing naar het Algemeen ambtsbericht over Somalië uit 2023 aangegeven dat bekend is dat documenten in Centraal- en Zuid-Somalië een beperkte rol spelen, maar dat uit landeninformatie niet volgt dat er in zijn geheel geen documenten of stukken voorhanden zijn. In het Algemeen Ambtsbericht van Somalië van 2025 wordt verder vermeld dat de verschillende rechtssystemen niet geïntegreerd zijn, vaak door elkaar worden gebruikt en dat in alle delen van Somalië de meeste zaken afgehandeld worden door het gewoonterecht.

Gelet hierop heeft verweerder niet deugdelijk gemotiveerd waarom hij vindt dat eiser over een overlijdensacte van zijn vader, en documenten ten aanzien van de bedreigingen van Al Shabaab zou moeten beschikken.

Beroep gegrond.
Rb Haarlem NL24.32144 en NL24.32145, 24.11.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:22708

Rb: beleidswijziging Jemen dateert van voor Afdelingsuitspraak en dus niet meer adequaat

De beleidswijzing van 17 oktober 2025 is gebaseerd op de beslisnota en de bijlage van 18 juni 2025. Daaruit zou blijken op welke wijze de humanitaire omstandigheden die het direct of indirect gevolg zijn van het handelen of nalaten van de strijdende partijen zijn betrokken bij de beoordeling of er sprake is van (een gradatie van) een situatie als bedoeld in artikel 15c van de Kwalificatierichtlijn.

De rechtbank stelt vast dat de bijlage bij de 15c-beoordeling dateert van (bijna een maand) vóór de Afdelingsuitspraak van 16 juli 2025. De rechtbank ziet dan ook niet in hoe in dat kader rekening kon worden gehouden met het (voor een deel nieuwe) beoordelingskader dat volgt uit de Afdelingsuitspraak van 16 juli 2025. Desgevraagd heeft verweerder dit ter zitting niet nader kunnen toelichten.

Verweerder heeft daarmee niet voldaan aan de opdracht van de Afdeling. … Uiteraard is het mogelijk dat het ambtsbericht van april 2025 blijk geeft van een substantiële verbetering van de situatie in heel Jemen of in bepaalde provincies – wat de rechtbank overigens waagt te betwijfelen gelet op de inhoud van het ambtsbericht – maar dan moet verweerder dat wel op een deugdelijke wijze en conform het door de Afdeling geschetste beoordelingskader onderzoeken en onderbouwen. Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet gebeurd….

De rechtbank merkt daarbij overigens ten overvloede op dat, ingevolge de Afdelingsuitspraak van 16 juli 2025, humanitaire omstandigheden die geen verband houden met willekeurig geweld, wel een rol kunnen spelen in de meer algemene beoordeling onder artikel 3 van het EVRM of uitzetting een reëel risico op blootstelling aan een onmenselijke behandeling oplevert. Verweerder dient zich daarvan, voor zover dit naar voren toe is gebracht, eveneens rekenschap te geven.

De rechtbank is van oordeel dat het subsidiaire standpunt van verweerder dat sprake is van een binnenlands beschermingsalternatief in de provincies Al Mahra en Hadramaut ook geen stand kan houden. … Nu de bewijslast voor het tegenwerpen van een binnenlands beschermingsalternatief in eerste instantie op verweerder rust, heeft verweerder niet – nog los van de vraag of in die provincies inderdaad geen sprake is van een 15c-situatie – op deugdelijke wijze beoordeeld of in het geval van eiser sprake is van een binnenlands beschermingsalternatief.

Het beroep is gegrond. 
Rb Rotterdam NL25.22015, 25.11.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:22462

Rb: Afghaanse vrouw is vluchteling, individuele omstandigheden niet relevant

Het HvJEU heeft geconcludeerd dat het momenteel niet nodig is om aan de hand van de individuele omstandigheden te onderzoeken of de vreemdeling een gegronde vrees heeft om aan daden van vervolging te worden onderworpen bij terugkeer, als de Afghaanse nationaliteit en het vrouwelijk geslacht vaststaan.

Verweerder heeft uit het arrest geconcludeerd dat op hem weliswaar niet de plicht rust om een individuele beoordeling te maken, maar dat het ook niet verboden is. De rechtbank leest het arrest anders: op verweerder rust wel de (beginsel)plicht om een individuele beoordeling te maken, maar het samenstel aan maatregelen onder het huidige regime in Afghanistan maakt dat verweerder momenteel binnen die beoordeling kan volstaan met het vaststellen van de Afghaanse nationaliteit en het vrouwelijk geslacht. Immers, alle vrouwen en meisjes met de Afghaanse nationaliteit staan bloot aan daden van vervolging. Reeds daarom moet geconcludeerd worden dat zij als sociale groep gegronde vrees hebben voor vervolging bij terugkeer naar Afghanistan.

De rechtbank volgt verweerder niet in zijn standpunt dat het hem ook na het arrest nog steeds vrij staat om een individuele beoordeling te maken die verder gaat dan het vaststellen van de nationaliteit en het geslacht.

De beroepsgrond slaagt.
Rb Middelburg NL24.32481, 26.11.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:22308

WI 2025/9: beoordeling religieuze overtuiging

Om de geloofwaardigheid van een religieuze overtuiging in het kader van een asielaanvraag te kunnen toetsen richten we ons op de drie elementen, te weten:

  1. Proces en motieven;
  2. Kennis; en
  3. Uiting en activiteiten.

De IND beoordeelt niet of de vreemdeling zelf vindt dat hij de gestelde religieuze overtuiging aanhangt. De IND toetst of in het kader van de asielprocedure geloofwaardig is dat de door de vreemdeling gestelde religieuze overtuiging gebaseerd is op een diepgewortelde innerlijke overtuiging. Bij deze beoordeling is de weging van de bovengenoemde drie elementen van belang. In het kader van een authentiek verhaal worden de verklaringen van de vreemdeling over de elementen geplaatst in de context van zijn persoonlijke omstandigheden en levensloop en bezien worden binnen zijn referentiekader.

https://puc.overheid.nl/ind/doc/PUC_1393218_1/1/, 4.12.25

MvA&M: criterium ‘verwestering’ wordt ‘vereenzelviging’

Het HvJ (C-646/21) komt voor de beoordeling van het asielmotief van ‘verwestering’ tot een andere beoordeling dan tot nu toe in de praktijk werd gebruikt. Het Hof hanteert in haar uitspraak niet de term ‘verwestering’, maar spreekt van ‘de vereenzelviging van (minderjarige) vrouwen met de fundamentele waarde van gelijkheid tussen man en vrouw’ (verder: vereenzelviging). De minister heeft besloten om bij deze beoordeling aan te sluiten en niet langer te spreken van ‘verwestering’.

Het nieuwe beoordelingskader voor het toekennen van vluchtelingschap betreft een drietrapsbeoordeling. Allereerst moet de IND beoordelen of in het individuele geval sprake is van vereenzelviging die is te herleiden naar de fundamentele waarde die de vrouw hecht aan de gelijkheid tussen vrouwen en mannen. Vervolgens stelt de IND vast of de sociale groep waartoe de vrouw stelt te behoren, in het land van herkomst daadwerkelijk als afwijkend wordt beschouwd. Als de IND heeft geconcludeerd dat er daadwerkelijk sprake is van het (toegedicht) behoren tot een sociale groep als gevolg van de vereenzelviging, dan moet vervolgens vastgesteld worden dat er daadwerkelijk een vrees is voor daden van vervolging als gevolg hiervan.

WBV 2024/23, 24.11.24 in Staatscourant 2024, 38596, 28.11.24
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2024-38596.html

Rb: LVB aangetoond door intelligentietest, MediFirst niet deskundig

MediFirst heeft in haar advies geconcludeerd dat geen medische klachten zijn geconstateerd en dat er geen beperkingen zijn voor het horen van eiser. Eiser heeft een psychologisch rapport overgelegd. Uit dit onderzoek blijkt dat zijn IQ-score op de testdag 85 bedroeg, waarbij het verbaal IQ 85 en het performaal IQ 81 was. Deze resultaten wijzen op een verstandelijke beperking. Eiser functioneert daarmee op een begripsniveau dat overeenkomt met dat van een gemiddeld 11-jarig kind. …. Geadviseerd is om bij de beoordeling van zijn verklaringen rekening te houden met deze beperkingen.

In het bestreden besluit heeft verweerder gesteld dat niet wordt aangenomen dat eiser een verstandelijke beperking heeft, maar dat sprake zou zijn van zwakbegaafdheid. Verweerder wijst op het MediFirst advies, waarin staat dat eiser gehoord kan worden en er geen relevante klachten of beperkingen zijn geconstateerd. Dit betreft een expert rapport, waarvan mag worden uitgegaan dat alle aspecten in het onderzoek zijn meegenomen, ook een eventueel laag begripsniveau.

De rechtbank stelt echter vast dat verweerder zich hierbij niet baseert op specialistische expertise en deze stellingen kunnen reeds daarom niet afdoen aan de conclusie van de psycholoog dat sprake is van een verstandelijke beperking. Bij gebrek aan deze specialistische expertise en kennis hebbende genomen van de psychologische rapportage is het niet aan verweerder om te concluderen dat uit die psychologische rapportage niet blijkt dat eiser niet in staat zou zijn om coherent, consistent en gedetailleerd te verklaren en om te concluderen dat het wellicht voor eiser moeilijk is om vragen te beantwoorden over emoties, maar dat dit niet onmogelijk is. Immers, uit genoemde rapportage blijkt dat vooral bij de interpretatie, de weging van de verklaringen rekening moet worden gehouden met een verstandelijke beperking. Of eiser feitelijk kan verklaren (antwoord kan geven) is een andere vraag dan hoe die afgelegde verklaringen te duiden….

Uit het MediFirst-advies blijkt niet of de mogelijke intellectuele beperkingen van eiser bij MediFirst bekend waren. Naar het oordeel van de rechtbank is het advies van MediFirst dan ook onvoldoende inzichtelijk en concludent. Daarnaast heeft verweerder in het psychologisch rapport ten onrechte geen aanleiding gezien om nogmaals om advies te vragen van MediFirst.

Het beroep is reeds hierom gegrond
Rb Middelburg NL25.2167, 21.11.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:22083

Rb: zorg voor NLs kind meewegen bij art-17, ondanks visum Spanje

De rechtbank neemt het volgende in aanmerking. Eiser had voor zijn komst naar Nederland een Nederlandse vrouw. Hij is rechtstreeks naar Nederland gereisd op basis van een Spaans visum, omdat de Nederlandse ambassade in Palestina gesloten was vanwege de oorlog. Dit is door de minister niet betwist en ten onrechte niet meegenomen als bijzondere omstandigheid.

Uit het IB 2021/33 blijkt dat de minister in het kader van artikel 17 van de Dublinverordening geen volledige toets aan het arrest Chavez-Vilchez dient te verrichten. Het betreft een “lichte toets” naar de vraag of eiser verzorgende ouder is van het kind. Deze toets bestaat uit een feitencheck op vier voorwaarden: (1) het kind heeft de Nederlandse nationaliteit, (2) de identiteit en nationaliteit van de derdelander ouder staat zonder twijfel vast, (3) de (familierechtelijke) relatie tussen de derdelander ouder en het kind is aannemelijk en (4) de derdelander ouder is de verzorgende ouder en er bestaat een afhankelijkheidsverhouding tussen kind en ouder. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom niet wordt voldaan aan de “lichte toets”, waardoor de zaak, middels toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening kan worden opgenomen in de nationale procedure. …

De minister zal in een nieuw te nemen besluit moeten motiveren waarom geen sprake is van aan afhankelijkheidsverhouding. Hierbij moet de minister betrekken dat eiser weliswaar een meldplicht heeft, maar dat hij fulltime is te vinden bij zijn gezin. Ook moet de minister in het hogere belang van het kind alle relevante omstandigheden betrekken. Daarbij wijst de rechtbank op het belang van het kind om op te groeien met beide ouders en het belang van een veilige hechting. Zoals gezegd betreft dit alles een “lichte toets” en geen volledige toets aan het arrest Chavez-Vilchez.

Het beroep is gegrond.
Rb Amsterdam NL25.51734 & NL25.51735, 27.11.25
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:22534

NVVB: geen rijbewijs op basis van W-document

Het W-document geeft als identiteitsdocument wel toegang tot het theorie- en praktijkexamen bij het CBR (met een geldigheid van drie jaar ná slagen). Uit signalen van gemeenten en uit cijfers van de RDW blijkt dat er soms toch rijbewijsaanvragen worden doorgezet aan de balie op grond van een W-document. Dit is niet toegestaan.

https://www.cbr.nl/nl/over-het-cbr/over/laatste-nieuws/nieuws/rijbewijs-aanvragen-met-w-document-niet-mogelijk-2, 13.11.25

Pagina's